De Economische Straat: nog een weg te gaan

Artikel delen

Het was een boeiende middag in de Wilgenzaal van de Expo Houten, waar tijdens de Dag van de Openbare Ruimte op 9 oktober 2014 het symposium ‘De Economische Straat’ plaatsvond. Vijf heren bespraken onder leiding van Marjet Rutten de vraag: hoe kunnen we in de bestratingsketen zorgen dat we in tijden van schaarste en bezuinigingen waardevol werk leveren?

Het symposium werd georganiseerd door de Stichting Erkenning voor het Bestratingsbedrijf (SEB) en de vereniging Stadswerk. Inleiders waren Paul Groot (Economisch Instituut voor de Bouw – EIB), Jan Steggink (opdrachtgever – gemeente Enschede), Roland Koerhuis (opdrachtnemer – Klink-Nijland GWW), Jan Bijker (SEB) en Jos Penninx (Stadswerk, gemeente Voorst). Hoewel het thema een economische inslag had met kwaliteit als doel, kwamen bij de meeste sprekers ook nadrukkelijk de sociale componenten in beeld.
‘De Economische Straat’ staat voor een straat die ontworpen is met aandacht voor aanleg en beheer, goed is aangelegd, duurzaam is, goed oogt, weinig onderhoud nodig heeft, minimaal verkeersoponthoud oplevert en geen schadeclaims, lage kosten heeft over de levensduur en gebruikers tevreden stemt. Veel straten voldoen niet aan deze kwalificaties. Er gaan jaarlijks zelfs grote bedragen verloren aan beheer en onderhoud omdat straatwerk slecht uitgevoerd wordt. In deze tijd van bezuinigingen en taakverzwaringen bij gemeenten is dat niet meer te verantwoorden. Verspilling en faalkosten dienen we te vermijden, bijvoorbeeld door te gaan voor kwaliteit. Gemeenten zijn daar wel mee bezig, willen meer grip op kwaliteit, maar het komt nog niet echt van de grond. Traditionele contracten zijn nog steeds veruit in de meerderheid. ‘Werk aan de winkel’, concludeert Paul Groot dan ook (zie kadertekst: De economie van de straat).

Return on Investment
Dat het ook anders kan, bleek uit het bevlogen verhaal van Jan Steggink. Hij is ruim acht jaar (freelance) projectleider bij de gemeente Enschede en heeft een eigen ingenieursbureau op het gebied van infra. Vernieuwing is nodig willen we waardevol werk leveren. Steggink heeft daarvoor Aardevol bedacht (www.aardevol.nl), een manier om beter met mensen (People), materiaal (Planet) en middelen (Profit) om te gaan. Dat levert respectievelijk op: Social Return on Investment (SROI), Ecological Return on Investment (EROI) en Return on Investment (ROI).
Omdat getallen meer overtuigen dan woorden heeft Steggink een analyse gemaakt van projecten uit drie jaar. Wat bleek: op een totaalbedrag van € 20 miljoen, viel € 500.000,- te besparen (ROI), 5.000 uren aan SROI te realiseren (uren waarvoor je werklozen of mensen met een beperking aan het werk kunt zetten) en was er sprake van 800 ton minder uitstoot aan CO2. Dat klinkt overtuigend maar het grootste probleem blijft dat alle disciplines volgens Steggink in hokjes denken: ontwerp, bestek, voorbereiding, uitvoering, beheer. Allemaal hebben ze hun eigen manier van werken. Komt een project uiteindelijk in uitvoering, blijkt het niet te passen of bewoners zijn het er niet mee eens. Op dat moment is nog maar 10% van het project stuurbaar en daar ontstaan de faalkosten. Daarom moet de kennis en kunde van de uitvoering aan het begin van het proces komen.

Korting
Dat geldt ook voor de inzet van materiaal en middelen. Projecten kunnen in de voorbereidingsfase met meerdere tegelijk integraal worden opgezet en in tijdvolgorde optimaal uitgevoerd, zodat minder inkoop en minder transportbewegingen nodig zijn . Andere tools die de gemeente Enschede hanteert zijn onder meer: een digitale infrabank (soort marktplaats voor projectleiders), de fysieke infrabank (de gemeentewerf), coaching, ERIO, SROI en ROI rekenmodellen en 3P RAW. Dit laatste is een aanbestedingsvorm (EMVI) waarbij de inschrijvers 40 tot 60% fictieve korting kunnen verdienen op People, Planet, Profit, innovatie en kwaliteit. Over kwaliteitsborging was Steggink helder: ondanks jaren ermee bezig zijn krijgen gemeente nog steeds niet wat ze willen. Overheid en SEB moeten daarom hardop vertellen dat ze de baas zijn en kwaliteit eisen; dat kan in een EMVI. Wat hem zorgen baarde was dat de overheid steeds meer een regieopdrachtgever wordt: minder betrokken en dat betekent dat ze de regie in handen heeft, maar de kennis en kunde kwijt raakt.

Rolverdeling
Roland Koerhuis sloot in zijn betoog als opdrachtnemer goed aan op Steggink. Een goede manier om waarde te creëren is volgens deze ondernemer mensen met een beperking in het arbeidsproces in te passen (SROI) en materialen meer her te gebruiken in bestaande vorm of in nieuwe toepassing (EROI). Ten aanzien van de veranderende rolverdeling opdrachtgever-opdrachtnemer wees hij op het belang van het in huis houden van goede kennis en kunde, om die dan ter beschikking te stellen van de gemeenten. De organisatie van het proces verschuift daarmee richting opdrachtnemer, waarbij de kwaliteitsborging de vorm heeft van een certificaat voor vakmanschap, kwaliteit en veiligheid.  

Kwaliteit voorop
Als voorzitter van de Stichting Erkenning voor het Bestratingsbedrijf zette Jan Bijker het belang van straatwerk in een historisch en maatschappelijk perspectief. Met het verdwijnen van de Vestigingswet werd borging van kwaliteit belangrijker en in dit licht is de SEB in 1992 opgericht. Naast kwaliteitsborging (door continue controle van aangesloten leden op bedrijfsvoering, arbeidsomstandigheden, veiligheid en kwaliteit) is de SEB actief in mediation en arbitrage en is het onlangs ingestelde College van Advies actief om de samenwerking in de hele bestratingsketen te verbeteren. Alles gericht om meer zekerheid te bieden dat kwaliteit voorop staat en geleverd wordt.

Maatschappelijke waarden
Jos Penninx vertegenwoordigt als voorzitter van de vereniging Stadswerk een netwerkorganisatie van professionals die actief is in de fysieke leefomgeving en daarbij een link legt naar het sociale domein. Bestrating, stelt hij, is als onderdeel van de openbare ruimte een visitekaartje van de stad en een eerste voorwaarde die mensen aan de stad bindt, zeker hoger opgeleiden. Sterker: sociale vernieuwing heeft geen zin als de fysieke omgeving niet op orde is. Terwijl gemeenten juist neigen naar bezuinigen (‘stenen praten niet terug’) pleit hij voor herwaardering van het fysieke domein. Daarbij is het ‘(…) van de zotte dat door bezuinigen op eenvoudig werk mensen in de bakken van het UWV komen, waardoor je weer  andere mensen moeten inhuren om werklozen aan werk te helpen, dat er niet is.’Dus: stoppen met bezuinigen en betere toekomstgerichte samenwerking in de keten. Dat blijft lastig, want hoe groter de gemeente, hoe groter de verkokering binnen de diensten. In de discussie merkte Jos Penninx nog op dat vijftien jaar geleden er nog nauwelijks toezicht (nodig) was; nu aanbesteding vooral op prijs plaatsvindt, zijn er toezichthouders nodig. Hij bepleit dat opdrachtgevers en opdrachtnemers weer in vertrouwen moeten kunnen samenwerken: ‘Regel het! Weg met juristen, weg met boetes.’

Werk = winst
SROI kwam ook weer aan bod. Ondernemer Michiel Soeters stelde dat 80% van de SEB-bedrijven kleine MKB’ers zijn die overal te maken hebben met verschillende, op voorhand ingevulde regeltjes die niet meer bespreekbaar zijn. Als daar meer overleg vooraf in mogelijk was, zou de bereidheid om daar actiever mee om te gaan groter worden. Jos Penninx kon daarin melden dat ze in Stadswerk bezig zijn met gelijkschakeling van SROI-eisen: ‘We moeten goede voorbeelden delen en ervan leren. Vertellen hoe het gaat en wat het oplevert. Dat is onderdeel van de cultuuromslag die we moeten maken.’
Een positief voorbeeld kwam van de gemeente Rotterdam, waar vanuit de vroegere sociale werkplaats vijftien man handmatig werk verrichten voor tevreden ondernemers. De eigen mensen die je dan uitspaart kun je elders (winstgevend) inzetten. Een winst die je volgens Jan Steggink concreet maken in zijn 3P RAW-methodiek. De Economische Straat heeft duidelijk ook sociale aspecten.

[1] Ron Reijnders tekende op een Linkedin-discussie aan dat dit bij veel gemeenten niet kan omdat er bijvoorbeeld andere prioriteiten zijn (zoals voorkomen verkeersinfarct in Amsterdam).
 

Gemeentelijke infrastructuur: kiezen voor kwaliteit!

Paul Groot, programmaleider Infrastructuur en Aanbesteden bij het EIB (Economisch Instituut voor de Bouw), verzorgde de inleiding met de titel: Gemeentelijke infrastructuur – kiezen voor kwaliteit. Welke ontwikkelingen zien we op de gemeentelijke infrastructuurmarkt? Welke ontwikkelingen doen zich voor in de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer? Wat zijn de uitdagingen voor de komende jaren?
 
Om met de getallen te beginnen: de totale inframarkt is goed voor € 14 miljard, gemeenten zijn hierin met € 4 miljard een belangrijke opdrachtgever en de component bestrating vertegenwoordigd een omzet van ruim € 1,5 miljard per jaar. De markt is in navolging van de woningmarkt de laatste vijf jaar flink ingezakt. De investeringen van gemeenten in infrastructuur daalden met 20%, het onderhoud met 12%. Positieve noot: 2014 lijkt een kentering aan te geven, dus mogelijk is de bodem achter de rug. Wat betreft de vooruitzichten voor middellange termijn verwacht het EIB wel economisch herstel, maar door bezuinigingen en taakverzwaringen bij gemeenten zullen reguliere investeringen achter blijven. Voor de lange termijn kan het EIB een aantal factoren noemen die zorgen dat gemeenten tot 2040 voor grote opgaven (en uitgaven) staan: de toenemende  vervanging van riolering, wegen en nutsvoorzieningen, de concentratie van activiteit in stedelijke gebieden en de hogere kwaliteitsvraag door grotere economische belangen en toenemende eisen van burgers en omgeving. Hierdoor zijn tot 2040 tientallen miljarden nodig voor gemeentelijke infra.
 
Kwaliteit
Het EIB constateert op basis van de huidige meerjarenplannen en begrotingen van gemeenten dat de ambities lager liggen (‘basis’ is voldoende), dat er gedifferentieerd wordt in kwaliteit (waar moet het mooi blijven en waar kan het wat minder) en dat beheerders meer op zoek zijn naar verbetering van efficiency. Wat deze efficiency betreft verdient een aantal zaken aandacht: verdere prioritering – wat moet je het eerste aanpakken –, beter afstemming over disciplines en beheerders (ook met rioolbouwers, kabelleggers en eigenaars), lagere transactiekosten, meer gebruik van de kennis van de markt en het afvlakken van de behoorlijk grote pieken en dalen in elk kalenderjaar, die nu wijzen op inefficiëntie.
 
Rolverdeling
Op het gebied van rolverdeling in de keten zijn er ook ontwikkelingen die invloed hebben op de kwaliteit. Binnen de Aanbestedingswet zijn dat het in toenemende mate toepassen van EMVI en het verhogen van drempels voor openbare aanbesteding. Daarnaast kan het aanbieden van geïntegreerde contractvormen (meer uitbesteden, integreren ontwerp-, realisatie en gebruiksfase) meer ruimte geven voor kwaliteit.
Ten aanzien van die veranderende rolverdeling presenteerde Paul Groot een aantal eerste uitkomsten van een groot lopend EIB onderzoek over de onderhandse markt met het publiek. Deze zal het EIB te zijner tijd publiceren. Die uitkomsten wijzen erop dat gemeenten meer grip op de kwaliteit willen maar dat dat nog niet tot uitdrukking komt in de cijfers. Aan de ondernemerskant blijkt onder meer dat de MKB-bedrijven last hebben van de hoge transactiekosten bij EMVI en een gebrek aan onderscheidend vermogen in de criteria van EMVI. Daarnaast zien ook de marktpartijen dat samenwerken, klantgerichtheid en omgevingsbewustzijn beter kan.
 
Sturing en uitvoering
Concluderend in termen van de Economische Straat: hoe bereiken we een optimale prijs/kwaliteitsverhouding, hoe krijgen we het samenwerkingsproces op orde en hoe krijgen we tevreden gebruikers en belanghebbenden? Paul Groot maakt daarin onderscheid tussen sturing en uitvoering (projecten). Bij sturing gaat het om toe te werken naar een nieuwe rolverdeling (zelf doen, uitbesteden), naar het integraal bekijken van de gemeentelijke opgaven (dus over alle disciplines heen kijken, inclusief de financiering) en moeten de partijen duidelijk krijgen welke kwaliteiten in de toekomst belangrijk zijn (zoals techniek, esthetiek, samenwerking). Wat betreft de concrete projecten zou er meer transparantie moeten komen in het selectiebeleid van gemeenten, meer focus op een beperkt aantal EMVI-criteria, het benutten van de onderhandse markt kan beter en een goede match van vraag en aanbod moet in beeld zijn: hoe krijg ik als gemeente het beste bedrijf voor mijn vraag. Dat betekent goed overleggen, goed samenwerken en ook goed luisteren naar wat de gebruikers willen.
 
Aan de slag!