Een weg als innovatieplatform

De N211 en N470 fungeren straks als innovatieplatform van Zuid-Holland. De provincie wil het wegonderhoud van haar provinciale wegen verduurzamen. En dat wil de Zuid-Holland vooral niet alleen doen.
 
Jonne Klaver noemt het project ‘een goed voorbeeld van de innovatieve overheid’. Wat de senior projectleider van de provincie Zuid-Holland daarmee wil zeggen? ‘In die zin dat we níét tegen betrokkenen en andere stakeholders hebben gezegd: dit gaan we doen, dat moet het worden en jullie dienen het op deze manier uit te voeren. Nee, we hebben vanaf dag één onze partners laten meedenken over het project.’
Het tekent de filosofie achter het onderhoud van de N211 en de N470. De twee provinciale wegen moeten fungeren als een platform voor innovatie en verduurzaming voor de bouw, het onderhoud én het gebruik van wegen. De veelzeggende titel? ‘De N211 geeft energie’.
 
Energietransitie
Het project is een uitvloeisel van het Energieakkoord. Nederland wil twintig procent energie besparen, veertien procent duurzame energie opwekken en de CO2-uitstoot met twintig procent terugbrengen. En Zuid-Holland wil daar aan bijdragen. Een duurzame infrastructuur is daarbij cruciaal, oordeelt de provincie. ‘Het beheer en onderhoud van deze wegen moet wij als provincie gewoon doen’, vertelt gedeputeerde Floor Vermeulen. ‘Dat hadden we anders ook gedaan. Verschil is dat we dat onderhoud nu op een slimmere en innovatievere manier willen realiseren.’
Vermeulen is één van de aanwezigen tijdens het rondetafelgesprek in ondernemings- en innovatiecentrum YES!Delft. Provincie én betrokken partijen verhalen uitvoerig over de aanpak van de twee provinciale wegen. Arjan Driesprong, directeur dienst beheer infrastructuur van de provincie, stelt: ‘We spreken over de weg van de energietransitie. Dat klinkt nogal ambitieus. Maar ik denk dat dat terecht is.’
 
Onbewust bekwaam
Startpunt van het onderhoud van de N211 en de N470 vormde een nulmeting. Want wil je de CO2-uitstoot fors terugdringen, dan is het wel zo handig de huidige waarden in kaart te brengen. ‘Met die meting wilden we onze carbon footprint meten’, zegt wegbeheerder Mirza Milosevic namens de provincie. ‘Waar moet onze focus voor de toekomst liggen? Maar ook: waar hebben we al winst geboekt?’
Want hoewel wegbeheerders misschien het imago hebben behoudend te zijn en risico’s zo veel mogelijk te mijden, heeft Zuid-Holland al veel gedaan om de CO2-uitstoot terug te brengen. Dat benadrukt ook sustainability manager Jos Schild van Royal HaskoningDHV. Het adviesbureau was verantwoordelijk voor de nulmeting. ‘Door simpelweg de wegverlichting te dimmen heeft de provincie al vijftien procent op haar energieverbruik bespaard. Ook de overstap van grijze naar groene stroom heeft al geresulteerd in een besparing van negentig procent op de CO2-emissie. Wat dat betreft is er dus al sprake geweest van onbewust bekwaam gedrag.’
Waar de grootste winst dan wel zit? In de materialen. ‘Ofwel, het asfalt, beton en staal’, vervolgt Schild. ‘Daar vloeit negentig procent van de huidige CO2-footprint uit voort. Wil je verduurzamen dan is het logisch voornamelijk naar de productie en het vervoer van die materialen te kijken. Wellicht zijn er oplossingen die resulteren in het gebruik van minder asfalt en beton? Of is het misschien mogelijk de levensduur van de materialen te verlengen, zodat onderhoud minder vaak noodzakelijk is?’
De sustainability manager sloot af met een opmerkelijke voetnoot: ook het onderhoud van de groene bermen kent een relatief hoge footprint. ‘Maaien is een arbeidsintensief proces. Veelal gebeurt dat nog met machines die op diesel rijden. Dat blijft een fossiele brandstof en tikt aardig aan in de uitstoot. We moeten ons dus misschien wel afvragen in hoeverre we bermen kunnen aanwenden om duurzame energie op te wekken.’ Maar daarover later meer.
 
Knappe koppen
Met die nulmeting onder de arm kan Zuid-Holland gericht zoeken naar innovatieve oplossingen. Maar dat kan én wil de provincie niet alleen doen. Gedeputeerde Vermeulen: ‘We willen meer met de omgeving optrekken. Samen werken aan innovaties, waar alle partijen van kunnen profiteren. Daarom is YES!Delft ook zo’n passende locatie voor dit gesprek. Ook hier komen knappe koppen bij elkaar om elkaar zo te versterken.’
Het past bij de nieuwe rol van de overheid, die zich meer wil profileren als partner dan als onbereikbare instantie. Dat betekent dat projectleider Klaver toenadering heeft gezocht tot verschillende, potentiële partners. Zowel publiek als privaat. Van bedrijfsleven tot onderwijs. Af en toe leverde dat verrassende gesprekken op. Klaver: ‘Een enkeling was vooral verrast over het stadium waarop we ze betrokken in het proces. We wilden echt dat iedereen vanaf het begin mee kon denken en doen. Dat waren ze niet gewend van de overheid.’
Jaap Langhout is één van hen. ‘Wij dachten altijd dat de provincie redelijk onbereikbaar was. Maar dat bleek eigenlijk helemaal niet het geval te zijn’, verklaart de afgevaardigde van de ondernemersvereniging Bedrijven Kring Schieoevers (BKS). ‘Sinds ons eerste contact zijn we eigenlijk alleen maar constructief met elkaar bezig. Dat enthousiasmeert ons allemaal. Want ook bij onze ondernemers staat duurzaamheid heel hoog op de agenda.’
Een concreet voorbeeld van de samenwerking met de gemeenten vormt het onderhoud van een deel van de groenstroken langs de wegen. BKS heeft sinds kort het onderhoud van gemeentelijke bermen overgenomen. De ondernemers kunnen op deze manier de toegangsweg naar hun bedrijven verfraaien en de gemeente is weer een taak armer. Ook de provincie kijkt in hoeverre dergelijke oplossingen mogelijk zijn.
 
De wereld verbeteren
Naast het bedrijfsleven vormt vanzelfsprekend het onderwijs een cruciale schakel bij het verduurzamen van het wegonderhoud. Ook hier is er sprake van een win-win-situatie. De provincie is blij met het denkvermogen van de studenten. En de studenten profiteren op hun beurt van de praktijkervaring. Namens de Haagse Hogeschool is Nico Persoon dan ook zeer tevreden met de toenadering van de provincie: ‘Omdat ik denk dat we juist vanuit de samenwerking in de keten het verschil moeten maken. Niet alleen met het hbo, maar ook met de theoretische kennis van de TU Delft en ‘de handjes’ van het mbo en het vmbo.’
Reden waarom ook TU-student Leroy Huikeshoven aanschuift. Zijn betrokkenheid vloeit voort uit zijn ontwikkelde strategie over het betrekken van stakeholders bij projecten. Een meer dan toepasselijk onderwerp voor de provincie. Hij roemt de toegevoegde waarde van het opdoen van kennis in de praktijk. En hij besluit zijn betoog met een prikkelende opmerking: ‘Met dit project hadden we echt het idee iets toe te voegen aan de samenleving. Onze generatie ervaart namelijk de druk de wereld daadwerkelijk te verbeteren en te verduurzamen. Want dat gebeurt nu niet.’
En tot slot is er nog het waterschap Hoogheemraadschap van Delfland. Zij steunen het project in eerste instantie voornamelijk financieel. ‘Wij willen hier van leren’, vertelt waterschapsbestuurder Ries Smits. ‘Onze gemalen leveren bijvoorbeeld veel overtollige energie. Wellicht kunnen we dat in de toekomst een bestemming geven. Wij zijn altijd op zoek naar innovatieve oplossingen. En we hebben absoluut niet het idee dat wij die allemaal zelf kunnen realiseren. Samen innoveer je sneller en slimmer.’
 
Geen vrijblijvendheid
De betrokkenheid en de verbinding zijn daarmee aanwezig. De kennispartners hebben elkaar gevonden. Blijft over de uitvoering van het project. De verduurzaming van het onderhoud mag namelijk niet vervallen in vrijblijvend innoveren. ‘Vandaar ook die nulmeting’, benadrukt projectleider Klaver. ‘We willen uiteindelijk concrete resultaten kunnen overleggen. Er moet straks echt sprake zijn van een energietransitie. We willen verder gaan dan alleen het creëren van een proeftuin. Uiteindelijk moeten er oplossingen uitrollen die we kunnen opschalen naar andere wegen.’
 
Plant-E
De eerste, concrete test is in ieder geval al een feit. Plant-E gaat straks langs de N470 en N211 energie genereren uit planten. Dat doet het bedrijf door de elektrons te winnen die de micro-organismen in de bodem uitscheiden, wanneer ze de organische stoffen van planten afbreken. De startup krijgt daarmee voor het eerst de kans haar revolutionaire oplossing op zo’n grote schaal in de praktijk te brengen. Ook weer met dank aan het waterschap, dat de proefopstelling van Plant-E mogelijk maakt. Om zo in de toekomst misschien wel de verkeerslichten van de wegen van stroom te voorzien. ‘Groene’ stroom in de meest letterlijke zin van het woord.
 
Gedragsverandering
Het is volgens Driesprong een mooi voorbeeld van de waarde die beide provinciale wegen als innovatieplatform kunnen bieden. ‘Vaak zie je dat het voor nieuwe concepten heel moeilijk is een goede proeftuin te krijgen. Daar ligt een rol voor de overheid. Met de N470 en N211 proberen we die rol te vervullen. En er komen nog meer innovaties aan…’
Namens Plant-E beaamt Nanda Schrama de woorden van Driesprong. ‘Uiteindelijk moet je stoppen met praten over dingen en moet je het gewoon doen. Dat heeft de provincie gedaan en daar zijn we erg blij mee.’
Want meer nog dan het creëren van nieuwe oplossing is verduurzaming vooral een proces van gedragsverandering, benadrukken alle aanwezigen. ‘Technisch zijn we al tot heel veel in staat’, stelt Schild namens Royal Haskoning DHV. ‘Daar schuilt niet de grootste uitdaging. Die schuilt in mensen. Iedereen moet beseffen dat er andere, meer duurzame oplossingen zijn dan de huidige oplossingen. Alleen dán kan de energietransitie van de van de grond komen.’
 
Meer weten? Kijk op www.N211geeftenergie.nl.