‘Meet in the middle’-boring onder Noordzeekanaal

Met een spectaculaire boring onder het Noordzeekanaal raakt de aansluiting van Amsterdam-Noord op het regionale warmtenet in 2016 in een stroomversnelling. Een technisch hoogstandje waarmee een nieuwe stap wordt gezet in de richting van een toekomstbestendige warmtevoorziening in de hoofdstad. Bijzonder is vooral de boortechniek, waarbij twee boringen van weerszijden elkaar in het midden ontmoeten.
 
Tekst: Leene Communicatie
Beeld:
 
Zes hijskranen die vlak naast de Tweede Coentunnel een achthonderd meter lange leiding in de lucht houden. En die de leiding vervolgens tijdens een acht uur durende operatie onder de drukke vaarroute van het Noordzeekanaal door een boorgat trekken. Het is de eerste fase van een cruciale boring die plaatsvindt in het kader van de aanleg van een stadswarmtenet in Amsterdam-Noord. Vervolgens wordt een tweede pijpleiding geplaatst tussen het Westerhoofd en de Noorder IJpolder. Met de twee leidingen ontstaat een aan- en afvoerroute voor het warmtenet tussen afval- en energiecentrale AEB Amsterdam en Amsterdam-Noord.
 
Meet in the middle
‘Om bij de Tweede Coentunnel onder het Noordzeekanaal te kunnen boren, is veel afstemming nodig geweest met Rijkswaterstaat. Want de stabiliteit en veiligheid rond de verkeerstunnel zijn natuurlijk heel belangrijk’, vertelt Jamal Ghabri, die als projecteider bij Nuon betrokken is bij de ontwikkeling van het warmtenet in Amsterdam-Noord. ‘In de kades naast de Coentunnels zijn verankeringen en andere infrastructurele voorzieningen aanwezig om de stabiliteit van de kade en tunnels te garanderen. We hebben voor onze boringen tussen al die ondergrondse constructies een veilige route moeten vinden. Dat maakt de aanpak uniek: er is ontzettend veel onderzoek gedaan om aan te tonen dat de veiligheid niet in het geding is.’ De boringen veroorzaken bovendien geen enkele hinder voor het verkeer door de tunnel en over het kanaal. 
Bij de aanleg van de twee warmtetransportleidingen, die onderdeel zijn van een zestien kilometer lang traject tussen AEB Amsterdam en Amsterdam-Noord, maakt Nuon gebruik van een boortechniek die met ‘meet in the middle’ wordt aangeduid. Ghabri: ‘Normaal gesproken graaft een boorkop van dertig centimeter doorsnede een gat van de ene kant van de oever naar de andere kant. Om te voorkomen dat er teveel druk ontstaat aan één kant, boren we in dit geval van het Westerhoofd tot aan het midden van het kanaal. Daarna wordt vanaf de overzijde een tweede boring gestart. De beide boorgaten komen midden onder het kanaal bij elkaar.’
Hierna wordt het gat verder verruimd tot ongeveer negentig centimeter. Een vulling van bentoniet – een vloeibare, kleiachtige substantie – zorgt ervoor dat het gat niet in elkaar stort en dat de leiding er soepel doorheen kan worden getrokken.
 
Langlopende ambitie
Het netwerk voor stadswarmte in Amsterdam-Noord is eind 2016 volledig operationeel. Dan kunnen direct vierduizend woningen gebruik maken van de restwarmte die AEB Amsterdam levert voor verwarming en warm tapwater. Op dit moment heeft het warmtenet ongeveer 2.500 aansluitingen in het stadsdeel. Daarvoor zijn sinds 2009 zes tijdelijke warmtecentrales in bedrijf. Deze worden afgebouwd zodra het primaire warmtenet klaar is. 
In 2008 ondertekenden Nuon, de gemeente Amsterdam en een aantal projectontwikkelaars een overeenkomst om de aansluiting van 15.000 woningen (of bedrijfspanden) in Amsterdam-Noord op het warmtenet te realiseren. Daarom worden alle nieuwbouwprojecten in het stadsdeel voorzien van stadswarmte. De verwachting is dat in 2030 zo’n 20.000 woningen zijn aangesloten.
‘Het project Noorderwarmte past bij een langlopende ambitie om het stadswarmtenet in de hoofdstad uit te breiden’, vertelt Bram van Beek van stadsdeel Noord. ‘Sinds 2005 voert de gemeente Amsterdam een ‘stadswarmte, tenzij’-beleid. Het beleid komt voort uit het besef dat er in de regio zoveel restwarmte beschikbaar is, dat de hele stad ermee verwarmd kan worden.’ De warmte is afkomstig van een warmtekrachtcentrale in Diemen en van AEB Amsterdam, waar warmte wordt geproduceerd door onder meer afvalverbranders en rioolzuiveringsinstallaties. Daarnaast levert een aantal kleine bedrijven overcapaciteit uit biomassa aan het net.
 
CO2-uitstoot fors verlagen
Stadsverwarming is een kernonderdeel van het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Amsterdam. Van Beek: ‘In de Agenda Duurzaamheid heeft de gemeente de ambitie genoteerd om in 2020 ruim 100.000 woningen of bedrijfspanden aan te sluiten op het stadswarmtenet. In 2040 zouden dit er 230.000 moeten zijn, wat neerkomt op veertig procent van de bebouwing van de stad.’ Stadswarmte levert een bijdrage aan de klimaatdoelstellingen van de gemeente: het is de bedoeling dat de CO2-uitstoot in 2025 veertig procent lager is dan in 1990, en in 2040 maar liefst 75 procent. Stadswarmte vermindert de lokale CO2-uitstoot met zeventig tot tachtig procent.
 
Nieuwe en bestaande bouw
Omdat bij nieuwbouwprojecten een aansluitverplichting geldt, is de uitbreiding van het warmtenet in Amsterdam tot nu toe vooral gerealiseerd bij nieuwe woningen en bedrijven. Naar de mogelijkheden binnen de bestaande bouw wordt wel steeds meer gekeken, zegt Van Beek. ‘Voor complexen met collectieve ketelhuizen is een overstap naar stadswarmte financieel aantrekkelijk én een goede stap richting verduurzaming. Maar bij woningen met individuele cv-installaties is de business case niet zo gemakkelijk rond te krijgen.’
De kosten voor de aanleg van een stadswarmtevoorziening zouden dan moeten worden doorberekend in de energierekening. ‘Stadswarmte wordt voor klanten dan duurder dan gas. Dat werkt natuurlijk niet stimulerend, ook al gaat de vergelijking tussen gas en stadswarmte op het gebied van duurzaamheid natuurlijk niet op.’
De uitbreiding van lokale en regionale stadswarmtenetten vraagt om een landelijk beleid, zeggen betrokkenen dan ook. De Nederlandse energievraag bestaat voor zestig procent uit warmte. Om de doelstellingen van het Energieakkoord te realiseren is de brede inzet van stadswarmte essentieel. ‘En dan heb je zeker ook aansluitingen nodig in de bestaande bouw: daar wordt relatief veel gas verstookt, omdat de isolatie minder goed is dan bij nieuwbouw’, zegt Van Beek.
 
 

Groeiplan Warmte

Om de ontwikkeling van stadswarmte in Nederland te stimuleren, lanceerden vier provincies, zes gemeenten en een tiental organisaties en bedrijven (zie Feiten en cijfers op een rij) in november 2015 het Groeiplan Warmte. De betere benutting van restwarmte kan jaarlijks twee megaton CO2-uitstoot besparen, aldus het plan. De betrokken provincies en gemeenten (waaronder Amsterdam) willen in 2040 anderhalf miljoen woningen en kantoren hebben aangesloten op stadswarmte. Om die doelstelling te realiseren, bepleiten de partijen onder andere dat het rijk een (financiële) bijdrage levert aan de aanleg van hoofdnetten.
Ook de waardering van energiebesparende maatregelen en duurzame energie in het energielabel is een knelpunt dat de landelijke overheid zou moeten aanpakken. Bij nieuwbouw levert aansluiting op het warmtenet een lagere EPC op. Maar voor bestaande woningen is dat niet zo vanzelfsprekend. Die onduidelijkheid is geen positieve stimulans voor woningcorporaties om te investeren in stadswarmte-aansluitingen in de bestaande bouw.
 
 

Dynamiek en interactie

Met de gloednieuwe warmtetransportleiding naar Amsterdam-Noord vertakt het stadswarmtenet zich steeds verder door de gemeente. De koppeling naar Almere laat zien dat de infrastructuur daarnaast een regionale functie kan vervullen. Ook in de regio’s rond Rotterdam en Nijmegen is sprake van koppeling van warmtenetten.
De ervaringen in Amsterdam-Noord kunnen zeker van pas komen bij de doorontwikkeling van stadswarmte in Nederland, denkt Ghabri. ‘De aanleg van warmtetransportleidingen vindt hier plaats in een omgeving die continu in beweging is. We komen letterlijk langs speeltuinen, scholen, sportvelden en kantoren. Die dynamiek en interactie zijn heel intensief en vragen veel aandacht. Op het vlak van bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie rond werkzaamheden in de openbare ruimte hebben we heel veel kennis en ervaring opgedaan. Daar kunnen ook andere wijken en gemeenten hun voordeel mee doen.’
 
 

Feiten en cijfers op een rij

  • De leiding tussen afval- en energiecentrale AEB Amsterdam en Amsterdam-Noord heeft een lengte van zo’n zestien kilometer. De pijpleidingen voor de aan- en afvoer van de warmte hebben een diameter van ruim vijftig centimeter.
  • Voor het tracé onder het Noordzeekanaal wordt een achthonderd meter lang gat gegraven, met een diepte tot veertig meter.
  • Met de boring onder het Noordzeekanaal komt de aanleg van een hoofdnet voor stadswarmte in Amsterdam-Noord een stap verder. De eerste aansluitingen zullen in het najaar van 2016 gerealiseerd zijn.
  • In 2015 presenteerde minister Kamp de zogenoemde Warmtevisie van het kabinet, waarin stadswarmte wordt gepositioneerd als duurzaam, toekomstbestendig alternatief voor gas.
  • De initiatiefnemers van het Groeiplan Warmte willen dat in 2040 anderhalf miljoen woningen en kantoren zijn aangesloten op stadswarmte.
  • Het Groeiplan Warmte is een initiatief van: de provincies Gelderland, Limburg, Noord Holland, Zuid Holland; de gemeenten Amsterdam, Delft, Ede, Leiden, Nijmegen, Rotterdam; Metropoolregio Rotterdam Den Haag, de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie, Stichting Natuur & Milieu; Alliander Duurzame Gebiedsontwikkeling, EnNatuurlijk, Eneco, Nuon en Stadsverwarming Purmerend.