(Staal)prijsstijgingen van materialen: daar zijn ze weer!

Artikel delen

Het zal niemand ontgaan zijn dat men inmiddels weer te maken heeft met aanzienlijke (staal)prijsstijgingen van materialen. De oorzaak van deze prijsstijgingen is evenzeer bekend: Covid-19, beperking van productie, en nu een aanzienlijke aantrekking van de economie. Hoe zat het ook al weer met het doorbelasten of juist afhouden van deze prijsstijgingen?

Tekst: Bard van Veen

(staal)prijsstijgingen van materialen

Zoals wel vaker hangt het doorbelasten of afhouden van prijsstijgingen af van de contractuele afspraken. Zowel de wet als de UAV en de UAV-GC bepalen dat de prijs voor het werk in beginsel vast is, meer- en minderwerk en Wijzigingen daargelaten.

Wetgeving

De wet kent artikel 6:258 BW (Burgerlijk Wetboek) als grond voor overeenkomsten in het algemeen en art. 7:753 BW specifiek voor aannemingsovereenkomsten. Art. 6:258 BW handelt over ‘onvoorziene omstandigheden’ en geldt altijd omdat je dit contractueel niet kunt uitsluiten. Het gaat om omstandigheden die zijn ingetreden na het sluiten van de overeenkomst, en waar partijen in de overeenkomst niet een regeling voor hebben opgenomen. Of je die omstandigheden ‘had kunnen zien aankomen’ is dus niet relevant. Problematisch is dat een succesvol beroep op dit artikel via de rechter moet lopen en er zeer zware eisen gesteld worden; het moet echt onaanvaardbaar zijn dat een prijsstijging niet doorbelast mag worden.

Artikel 7:753 BW ziet specifiek op aannemingsovereenkomsten. Dit artikel spreekt van ‘kostenverhogende omstandigheden’ waarmee de aannemer bij het bepalen van de prijs geen rekening heeft behoeven te houden. Belangrijk is voorts dat de wet eist dat de aannemer de opdrachtgever zo spoedig mogelijk waarschuwt, zodat de opdrachtgever de aannemingsovereenkomst nog kan opzeggen of een voorstel kan doen tot beperking of vereenvoudiging van het werk. Belangrijk is ook hier dat de rechter moet bepalen of sprake is van een prijsstijging die kan worden doorberekend. Overigens kan artikel 7:753 BW contractueel wel worden uitgesloten.

Bij beide regelingen geldt dat de aannemer moet aantonen dat sprake is van omstandigheden die normaal te verwachten risico’s te boven gaan. Dit is bijvoorbeeld relevant voor prijsstijgingen in het staal. Daarvan is het bijna een feit van algemene bekendheid dat de prijzen eigenlijk altijd in beweging zijn. Het enkele feit dat sprake is van een prijsstijging, leidt dus niet automatisch tot een aanspraak.

UAV-(GC)

Zowel de UAV als de UAV-GC kennen een regeling op grond waarvan aanspraak op prijsstijgingen zou kunnen worden gemaakt. Als de UAV of de UAV-GC onverkort van toepassing zijn, is de wet niet zonder meer relevant.

Paragraaf 47 UAV lijkt sterk op artikel 7:753 BW, maar wijkt op belangrijke punten af. Paragraaf 47 spreekt van ‘kostenverhogende omstandigheden’ die van dien aard zijn dat bij het tot stand komen van de overeenkomst geen rekening behoefde te worden gehouden met de kans dat die zich zouden voordoen, die de aannemer niet kunnen worden toegerekend en die de kosten van het werk aanzienlijk verhogen. Er is een waarschuwingsverplichting van de aannemer, die tot doel heeft om de opdrachtgever in staat te stellen het werk te vereenvoudigen, te beëindigen, et cetera. Net als artikel 7:753 BW houdt paragraaf 47 rekening met een ondernemersrisico: de lijn is dat prijsstijgingen binnen het normale ondernemersrisico voor rekening van de aannemer moeten blijven. Een belangrijk verschil met art. 7:753 BW is sprake moet zijn van een aanzienlijke stijging van de kosten van het werk.

Paragraaf 44-1 sub c UAV-GC bevat een bepaling die eigenlijk neerkomt op artikel 6:258 BW, dus dezelfde zware eisen kent. Je hoeft echter niet eerst langs arbiters/rechter voor je aanspraak.

Rechtspraak

Omdat zich in het verleden natuurlijk al de nodige prijsstijgingen hebben voorgedaan, is er ook redelijk wat jurisprudentie voorhanden. Daaruit kan worden afgeleid hoe rechter en arbiters met kwesties als deze omgaan.

Ten eerste is er het ondernemersrisico. Hoe hoog het ondernemersrisico is, verschilt. Uit de jurisprudentie van de RvA is af te leiden dat een ondernemersrisico tot wel 20% kan worden aangenomen. Dat betekent dat pas een aanspraak op paragraaf 47 UAV bestaat als sprake is van prijsstijgingen van meer dan 20%. Daarbij wordt gelijk rekening gehouden met het ondernemersrisico in de vorm van het rekening houden met fluctuaties in prijzen. Voor de vaststelling van het ondernemersrisico wordt elke prijsstijging op zichzelf beschouwd, tenzij er regelmatig extreme prijsstijgingen zijn.

Belangrijk is ook dat aannemers zich niet moeten laten misleiden door het beroep van opdrachtgever op een zogenaamd prijsvast-beding. Een dergelijk beding ziet in beginsel op de (te) verwachte(n) bouwkosten en niet op onvoorziene of kostenverhogende omstandigheden.

Wat is aanzienlijke kostenverhoging?

Wanneer is sprake van een aanzienlijke kostenverhoging? De jurisprudentie van de RvA kent de vuistregel – uitzonderingen zijn dus mogelijk – dat een kostenverhoging van meer dan 5% op het gehele aangenomen werk als aanzienlijk kan worden aangemerkt. Kortom, los van het ondernemersrisico moet sprake zijn van een kostenverhoging van ten minste 5%, waarbij vervolgens alleen het meerdere in rekening kan worden gebracht.

Wees er dus ook op bedacht dat 5% van de onderaanneemsom in veel gevallen niet hetzelfde is als 5% van de hoofdaanneemsom. Dat kan ertoe leiden dat de onderaannemer wel, maar de hoofdaannemer niet de mogelijkheid heeft om de prijsstijgingen door te berekenen. Houdt er rekening mee dat de overheidsrechter die 5%-vuistregel juist niet hanteert. Aan de ene kant klinkt dat gunstig, maar aan de andere kant weet men dan ook niet precies waar men aan toe is. Het kan immers zo zijn dat een overheidsrechter bijvoorbeeld een stijging van 10% pas aanzienlijk acht.

Kort en goed, het doorleggen van prijsstijgingen is geen eenvoudige opgave. Laat u altijd goed adviseren over de (on)mogelijkheden.

B.R. (Bard) van Veen is advocaat bij Severijn Hulshof Advocaten te Den Haag. Tel. (070) 304 55 90, E-mail: b.veen@shadv.nl, www.severijnhulshof.nl. Voor vragen over dit artikel of een cursus UAV, UAV-gc, RAW en/of aanbestedingsrecht, kunt u mij bereiken via het genoemde mailadres. Het besproken geschil heeft geschilnr. 36.244.