IPCC-rapport: temperatuur stijgt sneller dan verwacht
De opwarming van de aarde is nu overal op aarde merkbaar en de oorzaak is de menselijke uitstoot van broeikasgassen. De grens van 1,5 graad wereldwijde temperatuurstijging bereiken we al over ongeveer tien jaar. Dit zijn een paar belangrijke conclusies uit het nieuwste rapport van het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties, dat op 9 augustus 2021 verscheen. Wat zijn de belangrijkste conclusies en wat betekent dit voor de GWW-sector?
Tekst: ing. Frank de Groot en Gerrit Hasperhoven, voorzitter InfraCampus-IKN
‘Uit dit nieuwe rapport van de VN blijkt overduidelijk dat het klimaat is opgewarmd door de mens. De invloed van de mens is niet meer ‘zeer waarschijnlijk’ maar ‘onbetwistbaar’.’ Dat meldt het Kennisportaal Klimaatadaptatie, na bestudering van het zeer lijvige rapport, dat bijna 4.000 pagina’s omvat. Een paar honderd klimaatwetenschappers uit 66 landen hebben jarenlang aan het rapport meegewerkt. Het dient als basis voor klimaatbeleid van regeringen wereldwijd, en komt vlak voor de mondiale politieke klimaattop van komend najaar in Glasgow. Het vorige IPCC-rapport verscheen in 2013. Sindsdien is de kennis over het klimaat flink toegenomen. Het huidige rapport is trouwens het eerste deel, dat gaat over de natuurwetenschappelijke basis van klimaatverandering. Volgend jaar verschijnen deel twee en drie, over de gevolgen van klimaatverandering en over de mogelijkheden om de uitstoot van broeikasgassen zo snel mogelijk te verlagen.
Snelle opwarming
De snelheid waarmee het klimaat verandert is volgens het IPCC-rapport in ieder geval de laatste tweeduizend jaar niet voorgekomen. Het is duidelijker geworden dat klimaatverandering leidt tot meer extreem weer. Verdere opwarming leidt tot nog grotere veranderingen in het klimaat: intensere en frequentere hittegolven, meer hittegolven in de oceanen, meer en vaker zware regen, vaker droogte, meer zware tropische cyclonen, steeds minder ijs op de noordpool en afname van de permafrost. De beste schatting voor het opwarmende effect van de uitstoot van broeikasgassen door de mens is 3 graden, met minimaal 2 graden en maximaal 5 graden.
De opwarming heeft in de hele wereld al grote veranderingen veroorzaakt. Verder verschillen de effecten regionaal. Zo warmen Noord- en Zuid-Europa beide sterk op, maar wordt het noorden van Europa natter en het zuiden juist droger. Ook dreigen sommige effecten van klimaatverandering onomkeerbaar te worden, zoals de stijging van de zeespiegel.
Weersextremen in Benelux
De opwarming is vooral merkbaar doordat weersextremen toenemen, ook in Nederland en omringende landen. De laatste jaren hebben we zomers gehad met perioden met grote droogte en hitte, afgewisseld door zware buien. Donderdag 25 juli 2019 steeg de temperaratuur in het Noord-Brabantse Gilze-Rijen zelfs tot 40,7°C. Nog nooit eerder kwam de temperatuur in Nederland boven de 40°C.
Een ander fenomeen zijn zware buien met zeer krachtige windvelden. Op 4 juni 2019 trok een tornado een spoor van vernieling over een afstand van maar liefst 33 kilometer tussen Nijmegen en Zutphen. De ravage was het grootst in Rheden, waar de windhoos over een wijk trok. Op 18 juni 2021 was het in Nederland weer raak door valwinden die met name zware schade aanrichtten in Leersum en Tiel.
Tot slot vallen de grote hoeveelheden neerslag op die soms in korte tijd vallen. De zondvloed van 13, 14 en 15 juli 2021 in delen van Duitsland, België, Luxemburg, Noord-Frankrijk en Zuid-Limburg heeft tot gevolg gehad dat veel rivieren en beken zoveel water te verwerken kregen dat er woeste overstromingen ontstonden. Een neerslaghoeveelheid van normaal enkele maanden viel in slechts enkele dagen tijd in de genoemde gebieden. Dit had fatale gevolgen in stroomgebieden in zowel Duitsland als België, waar respectievelijk circa 180 en 41 mensen overleden zijn. Veel mensen waren een week na de overstromingen nog vermist. Alleen al in Valkenburg is er naar schatting 400 miljoen euro aan schade ontstaan als gevolg van de overstromingen. In totaal zijn daar 2.300 huizen beschadigd geraakt, waarvan 700 ernstig (onbewoonbaar). Ook 270 horecagelegenheden en 180 winkels hebben schade. Op 22 augustus 2021 was vooral het zuidwesten van Friesland aan de beurt. Een stagnerend laag zorgde daar plaatselijk voor ruim 80 mm. Gevolg: ondergelopen straten en tuinen en volgelopen kelders. Het is maar een greep uit de extreme weersverschijnselen de laatste jaren. Conclusie: de praktijk maakt duidelijk dat de conclusies uit het IPCC-rapport serieus genomen moeten worden!
Grens van 1,5 graad eerder bereikt
In alle scenario’s van het IPCC zal de grens van 1,5 graad wereldwijde temperatuurstijging al bereikt worden over ongeveer tien jaar. Dat is tien jaar eerder dan verwacht. Dat inzicht komt doordat de inschatting van de historische opwarming is bijgesteld en doordat de temperatuur sneller stijgt sinds het vorige IPCC-rapport. De temperatuurgrens van 1,5 graad is een belangrijke psychologische grens door het Klimaatakkoord van Parijs in 2015. De ondertekenaars van dat akkoord streven ernaar om de temperatuurstijging te beperken tot ruim onder de 2 graden, en liever tot 1,5 graad.
Het rapport waarschuwt dat we alleen met drastische en grootschalige maatregelen de temperatuur kunnen beperken tot ruim onder de 2 graden. Anders wordt de opwarming steeds sterker, met als gevolg steeds extremer weer en een steeds sterkere zeespiegelstijging. We moeten in ieder geval de CO₂-uitstoot en de uitstoot van andere broeikasgassen nog sneller verlagen om de doelstelling van Parijs te kunnen halen. Voor 2030 moet de uitstoot dan gehalveerd zijn en voor 2050 moet de uitstoot nul zijn. Als we snel en drastisch de uitstoot verlagen, kan dat binnen enkele jaren een meetbaar effect hebben op de atmosfeer en luchtkwaliteit. En binnen zo’n 20 jaar kun je dan een effect zien op de wereldwijde temperatuur.
Gevolgen voor Nederland
Voor Nederland zijn vooral de inzichten over zeespiegelstijging belangrijk. Die gaat wereldwijd steeds sneller. Tussen 1901 en 1971 ging het nog om 1,3 millimeter per jaar. In de periode tot 2006 werd dit 1,9 mm en vervolgens nam de stijging toe tot 3,7 mm per jaar (tot 2018). Daarmee gaat de zeespiegelstijging nu hoogstwaarschijnlijk sneller dan ooit in ten minste de afgelopen drieduizend jaar. Hoeveel meer dit wordt in de toekomst, hangt vooral af van hoe gauw het gaat lukken om de uitstoot te laten dalen. Uit scenario’s blijkt dat de gemiddelde zeespiegelstijging eind deze eeuw varieert tussen enkele decimeters tot iets meer dan een meter (1,01 meter).
Als alles tegenzit en de uitstoot van broeikasgassen blijft hoog, dan stijgt de zeespiegel daarna door. In het jaar 2100 kan het dan maximaal twee meter zijn, in 2150 vijf meter. Maar, stelt het rapport, ook een nog veel hogere zeespiegelstijging is mogelijk ‘in een scenario met zeer hoge broeikasgasemissies’. Dit scenario tegen twee meter eind deze eeuw, vijf meter in 2150 en vijftien meter in 2300 is niet erg betrouwbaar, maar ‘kan niet worden uitgesloten vanwege de grote onzekerheid in ijskapprocessen’. Anders gezegd: als de ijskap op Antarctica snel smelt, kan de zeespiegelstijging oplopen tot wel vijf meter.
In oktober zal het KNMI het Klimaatsignaal ’21 publiceren. Die publicatie legt uit wat de kennis uit dit nieuwe IPCC-rapport betekent voor het klimaat en de weersextremen in Nederland. De kennis uit het rapport wordt daarin aangevuld met waarnemingen en onderzoek van het KNMI. Uit het IPCC-rapport blijkt in ieder geval dat Europa vergeleken met andere werelddelen sterkt opwarmt. De winters in Nederland worden natter en de zomerneerslag wordt grilliger. Nederland zal vaker te maken krijgen met droogte en extreme neerslag. Als we niets doen, kan de schade volgens de in 2019 verschenen Sweco-whitepaper ‘Naar een kosteneffectieve aanpak van klimaatadaptatie in Nederland’ tot 2050 oplopen tot zo’n 36 tot 62 miljard euro.
Belangrijkste feiten
Als de aarde verder opwarmt, leidt dat tot nog grotere veranderingen in het klimaat. Dat betekent vooral:
- Intensere en frequentere hittegolven.
- Meer hittegolven in de oceanen.
- Meer en vaker zware regen.
- Vaker droogte.
- Meer zware tropische cyclonen.
- Steeds minder ijs op de Noordpool.
- Afname van de permafrost.
Bron: IPCC
Planvorming
Het klimaat verandert dus veel sneller dan verwacht. Ook al zou er nu een grote reductie in de CO2-uitstoot plaatsvinden wereldwijd (hetgeen natuurlijk een utopie is), dan nog is de verandering al in gang gezet. Daarbij gaat wateroverlast hand in hand met hittestress. Deze tegenstellingen hebben – hoe raar het ook klinkt- met al hun nadelen, samen een voordeel. Hemelwater dat valt uit extreme buien kunnen we op een slimme manier opvangen, bergen en hergebruiken om groen in hete en droge tijden te laten gedijen. Het gevolg: minder wateroverlast (nooit 100% oplosbaar) en meer groen voor schaduw in hete en droge tijden. Dit leidt in algemene zin tot een betere en gezondere leefomgeving.
Welke landelijke afspraken zijn er om klimaatadaptief te handelen? Het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) is een programma van de Nederlandse overheid (Ministerie van I en W) om ons land te beschermen tegen overstromingen als gevolg van de klimaatverandering, te zorgen voor voldoende zoet water en de inrichting van het land klimaatbestendig te maken. In de Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening van 2011 is vastgelegd dat er ieder jaar een Deltaprogramma moet komen. Dit wordt opgesteld door de deltacommissaris en op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer aangeboden.
Stresstest
Inzicht in de kwetsbaarheid voor weersextremen is de basis voor ruimtelijke adaptatie. Daarom hebben gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie afgesproken dat ze samen met betrokkenen de kwetsbaarheden in hun gebied in kaart brengen met een stresstest. Uiteindelijk is het de bedoeling dat overheden de stresstest iedere zes jaar updaten, zodat er steeds een actueel beeld is van de kwetsbaarheid van Nederland.
Met de Klimaateffectatlas zijn kaarten beschikbaar die inzicht geven in de effecten van klimaatverandering per gemeente. Vaak wordt eerst verkennend (stresstest light) gekeken naar de Klimaateffectatlas en wordt daarna ook besloten een verdiepende stresstest uit te voeren. Of de gevonden kwetsbaarheden daadwerkelijk een probleem vormen wordt duidelijk tijdens de risicodialoog. Dit is een gesprek tussen betrokken partijen intern binnen de gemeentelijke organisaties en extern met overige stakeholders over klimaatadaptatie. Hierin wordt bepaald of de potentiële kwetsbaarheden die uit de stresstest volgen een probleem zijn en moet worden ingegrepen. Gemeenten, waterschappen en provincies spreken vervolgens per gebied af welke aanvullende inspanning ze op zich willen nemen om de kwetsbaarheid te verminderen, hoe ze burgers en bedrijven willen ondersteunen bij het treffen van eigen maatregelen en welke schade vooralsnog geaccepteerd wordt. Deze actiepunten komen in een uitvoeringsagenda.
Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet, naar verwachting op 1 juli 2022, moeten overheden hun Omgevingsvisies gereed hebben. Een afspraak uit het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is dat de overheden daarin doelen en ambities voor ruimtelijke adaptatie vastleggen. De overheden kunnen hun doelen en ambities voor ruimtelijke adaptatie ook in andere plannen, programma’s en regels verankeren. Denk aan plannen voor groen, openbare ruimte, energietransitie, circulair bouwen en duurzaamheid, vitaal platteland en riolering en in de gemeentelijke verordeningen.
Gevolgen voor GWW-sector
Welke fysieke maatregelen zijn er nodig om de openbare ruimte klimaatbestendig te maken? Kijken we eerste naar de toenemende wateroverlast door hevige buien, dan zijn diverse maatregelen noodzakelijk. We kunnen rioleringen zwaarder dimensioneren, maar kijken vooral naar preventieve voorzieningen, zoals waterregulerende bestrating met waterdragende funderingen (zoals infiltratiekratten), wadi’s en infiltratievoorzieningen om het water langdurig een plek te geven in de openbare ruimte. Vanuit deze buffers moeten aansluitingen onder groenstroken en bomen gemaakt worden zodat het gebufferde water ten goede komt aan de groengroei (zie verder bij hittestress en droogte).
De stijging van de zeespiegel levert ook veel uitdagingen op. Volgens experts is een zeespiegelstijging van 1 tot maximaal 2 meter nog te behappen, zij het met enorme infrastructurele investeringen. Denk aan nieuwe dijkverhogingen en kustversterking. Komt het water nog hoger, dan hebben dijken of het verder opspuiten van zand volgens experts weinig zin meer, omdat het zeewater de rivieren ‘blokkeert’, wat ook tot overstromingen achter de kuststrook kan leiden. Bovendien kan een stijging van de zeespiegel leiden tot verzilting van de grond, doordat zout water onder de dijken door naar de veel lager gelegen polders stroomt. Dat zou funest zou zijn voor de landbouw.
Daarnaast moeten we rekening houden met overvloedige regen in de brongebieden van onze rivieren, waardoor het gevaar van hoog water ook van ‘achteren’ komt. Het verder verhogen van dijken heeft echter als nadeel dat eventuele dijkdoorbraken tot zwaardere overstromingen kan leiden. Wat dat aangaat was het project ‘Ruimte voor de rivier’ (afgerond in 2019) een belangrijk alternatief. In ruim twaalf jaar tijd zijn op 34 plekken in Nederland maatregelen genomen om de grote rivieren meer ruimte te geven. Denk hierbij aan onder andere dijkverleggingen, hoogwatergeulen, uiterwaardverlagingen, nevengeulen, kribverlagingen en tijdelijke waterbergingen. Tegelijkertijd zijn maatregelen genomen om het rivierenland mooier te maken. Onder meer door de realisatie van nieuwe natuur en de aanleg van voorzieningen om beter van het landschap te kunnen genieten. Ook in de ons omringende landen wordt gekeken en gewerkt aan extra bufferruimte voor de rivieren bij hoog water.
Hittestress en droogte
Naast zware buien en zeespiegelstijging hebben we, zoals reeds aangegeven, ook te maken met hittestress en droogteperioden. Dat heeft zelfs tot gevolg gehad dat er in diverse gemeenten – zoals Zevenaar – woningen zijn verzakt en er dus directe schade is ontstaan. Water vasthouden op de plaats waar het valt, in plaats van zo snel mogelijk afvoeren, is het nieuwe adagium. Denk aan afkoppelen van de hemelwaterafvoer van woningen van de riolering. Het regenwater kan dan direct infiltreren in de bodem of tijdelijk worden geborgen in bijvoorbeeld waterdragende funderingen onder een waterdoorlatende of waterpasserende bestrating. Bij veel regen stroomt het water deels ook via wadi’s naar bijvoorbeeld open water, maar dan moet er bij de inrichting van wijken wel rekening worden gehouden met het reserveren van ruimte voor open water.
Ten aanzien van droogte is het van belang dat we water vasthouden in de haarvaten van ons systeem; dat zijn de straten en tuinen. Ook hier spelen de diverse bergingsmethoden weer een belangrijke rol, maar ook open water in de wijk, zoals vijvers en sloten. Verder moet er bij regen zoveel mogelijk water direct in de bodem kunnen infiltreren. Dat kan door zoveel mogelijk verharding te vervangen door groen en het toepassen van waterdoorlatende en waterpasserende bestrating.
Daarnaast is er de verhoogde kans op hittestress. Die kans is te verlagen door schaduwvorming. Dat kan door bomen, zonwering of zodanig ontwerpen dat de zon zoveel mogelijk uit het gebouw wordt gehouden. Maar denk ook aan het vervangen van donkere tegels in tuinen door groen (tegels eruit, groen erin). Groene daken en groene gevels dragen eveneens bij aan een koeler stadsklimaat. Daarnaast zorgen groene daken voor buffering van regenwater. Gebruik verder materialen met lichte kleuren die warmte weerkaatsen, in plaats van absorberen. Stedelijke gebieden blijven in de zomer in de nachten vaak erg warm, doordat donkere materialen dan hun opgenomen warmte weer afgeven.
InfraCampus-IKN
Resumerend liggen er dus grote uitdagingen voor de gww-sector om de openbare ruimte klimaatadaptief te maken. Veel kennis is al beschikbaar bij InfraCampus-IKN in Harderwijk. Op deze permanente beursvloer laten bedrijven zien met welke producten mooie en klimaatrobuuste oplossingen naast riolering gemaakt kunnen worden. Er wordt veel aandacht besteed aan de energietransitie en de duurzame huizenbouw (www.infracampusharderwijk.nl).
De InfraCampus zou voordat het tot planvorming komt eerst eens bezocht moeten worden zodat er al in de initiatiefase van een (her)inrichtingsproject goed nagedacht kan worden wat de markt te bieden heeft aan mooie innovatieve oplossingen. GWW Totaal zal vanaf heden in iedere uitgave in samenwerking met InfraCampus-IKN aandacht besteden aan klimaatadaptie. Want alleen samen zorgen we voor een veilige toekomst!
Bronnen:
- ‘Climate Change 2021 – The Physical Science Basis’, IPCC-rapport, 2021
- Meerdere artikelen NOS.nl op 9 augustus 2021.
- ‘Nieuw IPCC-rapport: temperatuur stijgt sneller dan verwacht’, Kennisportaal Klimaatadaptatie, 9 augustus 2021
- Groot, ing. F. de, ‘Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie’, Bouwkwaliteit in de Praktijk, nummer 3, 2019.
- Groot, ing. F. de, ‘Arnhem omarmt klimaatadaptatie en biodiversiteit’, GWW Totaal, nummer 5, 2020.