Verrekenbare hoeveelheden

Verrekenbare hoeveelheden geven met regelmaat aanleiding tot procedures. Onlangs verscheen in het Tijdschrift voor Bouwrecht een leerzaam vonnis over verrekenbare hoeveelheden dat ik hierna behandel.

Tekst: Pim Herber

De inhoud van het geschil is makkelijk te begrijpen. Tussen een aannemer en een onderaannemer wordt overeengekomen dat de onderaannemer wapeningsstaal aanbrengt voor een verrekenprijs van € 325,- per ton. De verrekenbaar gestelde hoeveelheid bedraagt 4.100 ton. De onderaannemer verwerkt 5.049 ton staal.
De onderaannemer gaat helaas failliet. De curator van de failliet gegane onderaannemer gaat vervolgens procederen tegen de aannemer waarbij hij € 523.732,77 van de aannemer vordert. Hij onderbouwt dit als volgt:
•    Er moest circa 23% meer wapeningsstaal in dezelfde hoeveelheid beton worden verwerkt en er moest voorts dwarskrachtwapening worden aangebracht waardoor het werk veel complexer is geworden. Dit levert een bestekswijziging op in de zin van par. 36 UAV 1989;
•    Dit levert ook een grond op tot wijziging van de verrekenprijs voor de volledige verwerkte hoeveelheid (en niet alleen van de overschrijding ervan).

Het gevorderde bedrag van € 523.732,77 heeft de curator uitgerekend door achteraf alle uren op te tellen die de onderaannemer aan het vlechtwerk heeft besteed (54.801 uur), dit getal te vermenigvuldigen met een uurprijs van € 39,50 en de uitkomst daarvan te delen door het aantal tonnen staal dat is aangebracht (5.049 ton), waaruit een nieuwe verrekenprijs volgt van € 428,73. Dat is € 103,73 hoger dan de overeengekomen verrekenprijs van € 325,-. En dus vordert de curator 5.049 x € 103,73 = € 523.732,77.

Oordeel arbiters
Arbiters overwegen dat de vordering van de curator feitelijk geheel is gebaseerd op nacalculatie, wat op gespannen voet staat met het gegeven dat een vaste aanneemsom is overeengekomen. Bovendien brengt de curator met deze wijze van berekenen eventuele inefficiëntie en faalkosten voor rekening van zijn wederpartij, de aannemer. Datzelfde geldt indien de gefailleerde onderaannemer de verrekenprijs van € 325,- te scherp heeft gecalculeerd; de gevolgen daarvan worden met deze wijze van berekenen bij zijn wederpartij gelegd.
Deze overwegingen van arbiters lijken mij volkomen juist. Tussen partijen is een vaste aanneemsom overeengekomen met daarin een bedrag dat bestaat uit de in het bestek genoemde, verrekenbaar gestelde hoeveelheid (bestekshoeveelheid), vermenigvuldigd met de door de aannemer opgegeven verrekenprijs. Indien na afloop van het werk blijkt dat meer hoeveelheden zijn verwerkt, blijft de vaste aanneemsom dezelfde omdat de afwijking wordt verrekend als meerwerk. Bij een vaste aanneemsom past niet dat wordt verrekend op basis van nacalculatie. Het is het een of het ander: een aannemer werkt ofwel op basis van een vaste aanneemsom, ofwel op basis van nacalculatie (regie). Ik weet: bij een vaste aanneemsom wordt een stelpost verrekend op basis van nacalculatie, maar ook daarbij blijft sprake van een vaste aanneemsom die, ongeacht hoe de stelpost wordt besteed, onveranderd blijft.

Bestekshoeveelheid
De volgende vraag die arbiters moesten beantwoorden was of overschrijding van de bestekshoeveelheid automatisch leidt tot verrekening op basis van een bestekswijziging. Uitgangspunt is dat dit niet het geval is. Met de afspraak dat 4.100 ton een verrekenbare hoeveelheid is zijn partijen immers overeengekomen dat iedere ton die meer of minder wordt verwerkt, wordt verrekend tegen de overeengekomen verrekenprijs van € 325,-. De enkele overschrijding daarvan – ook al is deze 23 procent ten opzichte van de bestekshoeveelheid –  levert daarmee geen bestekswijziging op. Daarvan zou alleen sprake zijn als de opdrachtgever een wijziging in het werk zou hebben opgedragen waardoor meer wapeningsstaal moest worden aangebracht. Daarvan was geen sprake.
Door de overschrijding van 23% was het werk ook niet aantoonbaar ingewikkelder geworden. Ook het aanbrengen van dwarskrachtwapening, waardoor het werk complexer zou zijn geworden, leverde geen bestekswijziging op omdat de toepassing van deze wapening al uit de tekeningen bleek en bovendien het werk hierdoor nauwelijks gecompliceerder is geworden.

Verrekenprijs
De curator lijkt te betogen dat hij recht heeft op een nieuwe, hogere verrekenprijs omdat de bestekshoeveelheid van 4.100 ton met meer dan 10% is overschreden. Ook dat verwerpen arbiters. Par. 39 lid 2 UAV 1989/2012 bepaalt dat de overschrijding van 10% van de hoeveelheid een voorwaarde is om te komen tot een nieuwe verrekenprijs. Pas als aan deze voorwaarde is voldaan, kan nagegaan worden of de overeengekomen verrekenprijs te hoog of te laag blijkt te zijn. Als dan blijkt dat de overeengekomen verrekenprijs nog steeds marktconform is, blijft de verrekenprijs dezelfde. De enkele overschrijding van de bestekshoeveelheid met meer dan 10% doet dus geen recht ontstaan op herziening van de verrekenprijs. Ook deze overweging van arbiters is volkomen juist.
In deze procedure vordert de curator een nieuwe verrekenprijs waartegen de gehele verwerkte hoeveelheid moet worden afgerekend. Ook hier overwegen arbiters terecht dat hiervan geen sprake kan zijn. Par. 39 lid 3 is duidelijk: als de bestekshoeveelheid met meer dan 10 % wordt over-of onderschreden en een nieuwe verrekenprijs wordt overeengekomen, wordt alleen de afwijking verrekend tegen de nieuwe verrekenprijs. En deze nieuwe verrekenprijs wordt niet op basis van nacalculatie bepaald. De redenen daarvan noemde ik al eerder.
De bestekshoeveelheid blijft dus altijd afgerekend worden tegen de oorspronkelijk overeengekomen verrekenprijs, zodat de overeengekomen aanneemsom ongewijzigd blijft. Dat is ook de inhoud van de laatste zin van par. 39 lid 3 UAV 1989/2012.

Samenvattend: een heldere en leerzame uitspraak. U kunt hem lezen op: www.raadvanarbitrage.nl. Het nummer van de uitspaak is: 71.825.

Vragen?
Als u vragen heeft over dit artikel of belangstelling heeft voor een cursus UAV, UAV GC of aanbestedingsrecht, mail mij dan gerust:

pi********@he****.nl











.