Mkb’er aan vreemde kusten

Artikel delen

Groei is noodzakelijk om continuïteit veilig te stellen

Baggerbedrijf De Boer uit Sliedrecht is één van de weinige mkb’ers in deze branche die zijn activiteiten tot ver buiten de landsgrenzen heeft uitgebreid. Hoe is dat zo gekomen? En biedt hun succes ook perspectieven voor collega’s uit de achterban van MKB Infra?

Eén van directieleden Hugo van de Graaf is bijna continu op reis. Afgelopen jaar maakte hij 140 vluchten. En ook de beide anderen, Kees van de Graaf senior en Kees van de Graaf junior, zijn met enige regelmaat in verre oorden te vinden. Vlak voor kerst echter, was er een moment waarop de beide laatstgenoemden in Nederland waren en tijd hadden voor een dubbelinterview over hun familiebedrijf: baggerbedrijf De Boer, dat aan vreemde kusten ook wel bekendstaat als Dutch Dredging. Met ongeveer 170 medewerkers en een vloot van veertig vaartuigen, waaronder acht baggerschepen, is De Boer nog altijd een midden- en kleinbedrijf dat zich thuis voelt bij de branchevereniging MKB Infra. Het is ook lid van de Vereniging van Waterbouwers, alwaar Kees jr. een bestuursfunctie bekleedt, maar, zo zegt hij:  ‘MKB Infra is homogenere club waarbij het mkb-schap in de gww de bindende factor is. De Vereniging van Waterbouwers is een gemêleerd gezelschap van heel groot tot klein, dat op de bres staat voor de positie van de waterbouwers. Er zijn thema’s waarop je binnen deze club geen gezamenlijke noemer kunt vinden. En daarvoor is het lidmaatschap van MKB-infra weer essentieel.’

Lef en vertrouwen

Mkb-baggeraars die het internationale avontuur aangaan, moet je met een lampje zoeken. In Nederland is De Boer zo ongeveer de enige. Hoe komt dat? Kees jr.: ‘Toch een beetje koud watervrees, denk ik. Toen wij de stap zetten buiten Europa, om precies te zijn voor een baggerklus in Egypte, dachten met name de grote jongens dat we daarop stuk zouden lopen. Nou, dat is dus even anders uitgepakt. Inmiddels slaan we onze vleugels uit in Zuid-Amerika en ook in Australië ligt voor ons een markt.’
Kees sr.: ‘Er is wel een aantal criteria die je in acht moet nemen. Lef en vertrouwen in het eigen kunnen. Als je dat niet hebt, moet je er niet aan beginnen. En spreek je talen. Met wat gehakkel in steenkolen-Engels kom je er niet. Het is ook van belang de cultuur te kennen. We werken in het begin daarom graag samen met bedrijven die er bekend zijn. In Europa is de cultuur in grote lijnen dezelfde als bij ons. Dat levert zelden problemen op. Ik zie dit werelddeel ook niet als buitenland. Voor ons bestaat Europa uit binnenland met ‘provincies’ waar men een andere taal spreekt.’
Kees jr.: ‘Niet inschrijven op een werk voordat je ter plaatse zelf uitvoerig hebt rondgekeken. Ook een aandachtspunt. De ervaring leert dat je niet alleen maar blind kunt varen op de aangeleverde rapportages. Nog een heel belangrijk criterium: zorg ervoor dat je je geld krijgt. Betrouwbare partners en een deugdelijk contract, daar gaat het om. We krijgen met enige regelmaat mensen over de vloer die ons prachtige projecten in bijvoorbeeld Afrika voorspiegelen. In negen van de tien gevallen heb je al snel door, dat het om een soort georganiseerde vorm van oplichterij gaat. Zeker op het moment als ze je op voorhand alvast vragen om een forse vergoeding voor bemiddelingskosten. En als ’t dan serieus lijkt, stappen we er zeker niet in zonder een bankgarantie.’
Staat de bank dan garant voor alle internationale klussen die De Boer uitvoert? Kees jr: ‘Nee, onze schreden op het internationale pad nemen we stapje voor stapje. We zijn nu bezig in Guadeloupe, een Franse eilandengroep in de Golf van Mexico. We zijn daaraan gekomen door een opdrachtgever met wie we in Frankrijk projecten hebben uitgevoerd, naar volle wederzijdse tevredenheid. Deze heeft ons meegenomen naar Frans Guyana en Guadeloupe. En via hem zijn we nu ook bezig in Brazilië. En zo proberen we via betrouwbare partners langzaam maar zeker verder te komen. Dat is echt een verschil met hoe de grote jongens opereren. Die kunnen zich door forse voorinvesteringen in één klap met veel materieel elders manifesteren. Bij ons is groei geen doel op zich, maar een middel om continuïteit te bewerkstelligen.’

Toeval en geluk

Ruim vijfendertig jaar geleden nam Kees sr. het Sliedrechtse baggerbedrijf van de gebroeders De Boer over in een tijd dat het niet echt hosanna was. Hij heeft de onderneming dus tegen een redelijke prijs kunnen kopen. Ook toen al stond calculeerbaar risico – of verantwoord gokken, zoals Kees sr. zegt – hoog in het vaandel geschreven. De aandelen werden overgenomen en bekostigd met spaarcenten en door een verhoging van de hypotheek op het eigen huis. Er was in Nederland weinig te doen en de eerste ervaringen op eigen benen waren weinig hoopgevend.
‘We lagen met een klein schip te baggeren in Zeeland. Er werd in profiel gemeten. En na verloop van tijd bleek er meer aangeslibd dan in de beginsituatie gemeten was, terwijl we toch continu hadden gebaggerd. We konden met dat schip maar amper de natuurlijke aanwas bijhouden. Eerlijker zou zijn om in het schip te meten, dus de kubieke meters die daadwerkelijk waren verwijderd. Maar goed, het werd me al snel duidelijk dat we schepen nodig hadden met een hogere capaciteit. Daar moet je echter geld voor hebben. En dat hadden we niet.’
Van de Graaf sr. is in Delft afgestudeerd in baggerwerktuigbouw. En dat kwam hem nu van pas. Hij kocht oude, afgedankte schepen op en liet die naar zijn inzichten ombouwen. Nog steeds vindt hij dat het baggerwerk voor 90 procent uit werktuigbouw bestaat en voor 10 procent uit civiele techniek. Want, zegt hij, schepen moeten het gewoon altijd doen. ‘Je hebt dus personeel nodig die de machinerie snel kan repareren als deze is vastgelopen.’
Eén van die schepen was zeewaardig en toen hij op een regenachtige zondagmiddag in het boek ‘Ports of the World’ bladerde zag hij hoe ongelooflijk veel havens er wereldwijd waren. Eén plus één is twee. Hij schreef in op een werk in Engeland. ‘Ja, ik had dat werk uitgerekend naar Nederlandse maatstaven en het begrote bedrag vermenigvuldigd met twee. Dat werd mijn bieding. Tot mijn eigen verrassing en ook wel een beetje tot mijn schrik kreeg ik die klus. Had ik iets over het hoofd gezien? Dat bleek niet het geval. Destijds was het zo, dat je in Nederland meerwerk kon berekenen als je op onvoorziene omstandigheden stuitte. In Engeland deden ze daar niet aan. Men ging ervan uit dat eventuele tegenvallers verrekend waren in een risicopost. Je kunt eigenlijk zeggen dat ons internationale avontuur begonnen is, doordat ik bij toeval die risicopost had berekend.’

Specialties

De werktuigbouwkundige vaardigheden van Kees sr. kwamen ook van pas bij baggerwerkzaamheden in een Oostenrijks stuwmeer op 2000 meter hoogte. Kees sr.: ‘We hebben daarvoor een compleet demontabele boot ontworpen om de delen vervolgens op vrachtauto’s te laden. Daarmee zijn we de berg opgereden en boven is de baggerboot weer in elkaar gezet. Kees jr.: ‘Met dat soort specials kunnen mkb’ers zich profileren. Op kleine complexe klussen is het grootbedrijf niet ingesteld.’
Heeft een gemiddelde mkb-baggeraar het in principe niet veel gemakkelijker dan zijn collega wegenbouwer? Kees jr.: ‘Ja en nee. Het baggerwerk is van oudsher net als bergingswerk een typisch Nederlands exportproduct. En dat is wereldwijd bekend. Niet voor niks noemen we ons in het buitenland Dutch Dredging. Dat voordeel heeft een wegenbouwer natuurlijk niet. Het ligt ook niet zo voor de hand om als Nederlandse mkb-wegenbouwer een poot tussen de deur te krijgen bij de aanleg of onderhoud van het Spaanse wegennet. Maar er zijn – denk ik – zeker kansen met bijzondere producten en specials. Denk aan dilatatievoegen (Schagen Infra BV uit Hasselt, red.) of – zoals ik laatst ergens las – aan een milieuvriendelijke boomverankering (Van Vuuren Wegenbouw uit Beverwijk, red.).’

Verhuizing

Nu nog is De Boer gevestigd in Sliedrecht in twee tot kantoorruimtes omgebouwde woonhuizen. Historische ‘baggergrond’ want in één van de huizen was op de begane grond vroeger het kantoor van baggeronderneming Kalis. Een oude balie herinnert nog aan een tijd dat de medewerkers er elke week hun loonzakje afhaalden. Dat is nu wel even anders. De salarisbetalingen zijn natuurlijk volledig geautomatiseerd en bovendien zitten veel personeelsleden vier weken achtereen in het buitenland om aansluitend vier weken thuis te zijn. Vier weken op en vier weken af. Dat bevalt hen kennelijk goed, want de baggeraar heeft geen enkel probleem om aan vakbekwaam personeel te komen. Er is al evenmin veel verloop.
Het pand in Sliedrecht zal men heel misschien binnenkort verlaten want het wordt er een beetje te krap. De directie van De Boer overweegt om een nieuw kantoor te bouwen op een opslagterrein in Papendrecht, vlak voor de poorten van Boskalis. Gaat het bedrijf deze baggergigant naar de kroon steken? Kees jr. ‘Zeker niet. Als gezegd: onze groei is gericht op continuïteit. Alhoewel, als we het groeitempo van de afgelopen kwart eeuw vasthouden, dan zijn we over vijfentwintig jaar groter dan Boskalis. Maar ik geloof niet dat we dát moeten willen.’