Struisvogelpolitiek bij wegenonderhoud is funest

Artikel delen

Blijft Nederland mobiel? Of wordt er gestuurd op afbreuk van kwaliteit. Appèl aan bestuurlijk Nederland om het onderhoud aan de infrastructuur te bewaken….

Tekst: Ir. A. Kneepkens, directeur Infra Quality Support

In 2011 stopt een noordelijke gemeente met rationeel wegbeheer. Wegbeheerders negeren dat wegen door de strenge winters slechter worden. Januari 2012: Cobouw meldt dat de orderportefeuilles voor wegenbouwers slecht gevuld zijn. Is er dan géén onderhoud meer nodig aan onze duurzaam en zorgvuldig aangelegde infrastructuur? Gaat Nederland struisvogelpolitiek bedrijven bij beheer en behoud van gemeenschappelijke investeringen, zoals wegen, maar ook kunstwerken, waterwegen en rioleringen? Het lijkt er wel op. De kans dat we een derde-wereld-wegennet krijgen dreigt aan de horizon!

 

Uitstel is onverantwoord

Natuurlijk, overheden moeten bezuinigen en onze belastingsinkomsten zinvol inzetten voor noodzakelijke gemeenschappelijke zaken. Maar in een economie die het moet hebben van mobiliteit, in een land waarin de mens het echt belangrijk vindt om te kunnen bewegen en elkaar te kunnen bereiken, moet de zorg voor berijdbare en veilige infrastructuur echt op niveau blijven. Dit heeft te maken met meerdere zaken.

Door nu kortzichtig te zijn en noodzakelijk onderhoud maar te blijven uitstellen zijn straks (en dat kan morgen al zijn) de investeringen voor herstel in veel gevallen flink groter. Het verval van wegen is immers niet lineair, maar raakt na een bepaalde tijd feitelijk in een vrije val. Dit heeft tot gevolg dat naast vooral deklaagschade er ineens structurele schade in de gehele verhardingsconstructie, tot zelfs in de fundering, optreedt. Vergelijk het met het schilderen van de kozijnen: het is beter te kiezen voor periodiek een verflaag aanbrengen in plaats van gewoon niets doen en wachten tot er echt gaten in het kozijn vallen.

 

Conserveren is noodzaak

Conserveren is geen luxe, het is noodzaak. Het is ook feitelijk vorm geven, of beter nog, invulling geven aan duurzaam inkopen. En dat is het tweede aspect dat van ons eist niet kortzichtig te denken. Immers door tijdig onderhoud is de inzet van grondstoffen en energie slechts beperkt; zowel direct, als ook indirect. Echter, bij volledige vervanging is veel meer energie, materieel en materiaal nodig om de infrastructuur, de weg, echt weer op niveau te krijgen.

De vraag is momenteel of het technisch ambtelijk apparaat, voor zover het nog bestaat (want daar wordt ook al bezuinigd), de kans krijgt of neemt om het bestuur er van te overtuigen dat alleen bezuinigen misschien wel de duurste oplossing is voor de gemeenschap. Duurzaamheid is geen modeverschijnsel. Door nu niet te letten op behoud van de basiskwaliteit van onze infrastructuur is het straks voor de toekomstige bestuurders (de ‘next generation’) nog moeilijker om de kosten beheersbaar te houden. Dit vraagt nu van alle bestuurders het besef en de keuze om onderhoud altijd op een verantwoord basisniveau te houden. Dit is de beste remedie om bezuinigingen in infrastructuur door te voeren.