Geef veilig spelen de ruimte!

Artikel delen

‘Veilig spelen? Dat doe je in een betegeld speeltuintje met veilige speeltoestellen, omgeven door hekken. Althans; dat is de visie van veel beheerders van openbare ruimte. Maar eigenlijk behoort veilig spelen een integraal onderdeel te zijn van de totale openbare ruimte. Daar wordt te weinig over nagedacht.’ GWW-Totaal sprak met Anne Koning, voorzitter Branchevereniging Spelen en speelruimtespecialist Johan Oost van OBB Ingenieursbureau. Belangrijkste boodschap: wees creatief en geef ruimte aan veilig spelen.
 
Tekst: ing. Frank de Groot

 
‘Spelen gaat verder dan een speelplek. Wij promoten al lange tijd om de hele openbare ruimte te betrekken bij de speelruimte’, zegt Johan Oost. OBB Ingenieursbureau bracht daartoe al posters en brochures uit die tips geven over de inrichting van de openbare voor kinderen en jongeren. ‘Een omheinde speelplek met speeltoestellen is surrogaat. Een omgevallen boom in een bos is ook een speelplek. Of een talud waar je af kan glijden. We wonen zo dicht op elkaar dat we speelfuncties zoeken in afgebakende speelplekken. We willen een dolfijntjes wipwap met grote wimpers, waardoor een kind niet meer zelf kan fantaseren waar hij op zit. Sterker nog: in de praktijk zit een kind dat speelt in een speeltuin maar tien procent van de tijd op een speeltoestel. Daarmee wil ik niet zeggen dat speeltoestellen niet belangrijk zijn, maar we moeten de blik wel verbreden.’
 
Altijd en overal spelen
‘Bij spelen gaat het om kunnen, mogen en willen. Inrichters van de openbare ruimte kijken vaak alleen naar ‘kunnen’. Dus richten ze speelplekken in met een hek er omheen en wildroosters tegen de honden. Die mogen blijkbaar wel overal spelen. Inrichters moeten leren ook te kijken naar ‘mogen’ en ‘willen’. Kinderen willen altijd spelen, maar ze mogen dat niet op veel plaatsen. Dat idee moeten we doorbreken: houdt er bij de inrichting van de openbare ruimte rekening mee dat kinderen altijd en overal willen spelen. Gemeenten hebben meer invloed op de openbare ruimte dan ze vaak denken’, zegt Anne Koning. Ze heeft ruime bestuurlijke ervaring op het gebied van het gebruik van openbare ruimte. Zo was ze van 2006 tot 2010 wethouder van de gemeente Delft voor onder meer ruimtelijke ordening en openbare ruimte en droeg ze bij aan een kindvriendelijke stad. Na het afronden van de Master City Developer in 2012 is ze nu ook stedelijk gebiedsontwikkelaar. Van 2013 tot medio 2015 was ze bovendien lid van de Eerste Kamer. Thans is ze lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland en zet ze zich als politicus, maar ook als voorzitter van de branchevereniging Spelen, in voor onder andere kindvriendelijke buurten.
‘In het onderzoek voor mijn Master stond de vraag centraal wat de belemmeringen zijn voor gemeenten om te investeren in buitenspelen en dus een kindvriendelijke buitenruimte. Jantje Beton sponsorde het onderzoek en we gebruikten de uitkomsten voor de Child in the City conferentie 2012. Uit de online enquête onder gemeenten bleek dat velen niet zien dat de buitenruimte voor kinderen vaak saai is. Ook vinden veel gemeenten dat ouders tekort schieten; zij laten hun kinderen te veel achter de computer. Maar ja, als gemeenten het probleem niet zien zullen ze geen deel worden van de oplossing. Ik ontwikkelde daarom een gemeentelijk besluitvormingsmodel om lokaal stappen te kunnen zetten naar kindvriendelijke buitenruimtes in woonbuurten’, aldus Koning.
 
Rol van ouders
Volgens Johan Oost hebben ouders een belangrijke functie bij het buiten spelen van kinderen: ‘Ouders beperken hun kinderen vaak te veel. Ze bepalen dan waar hun kind mag spelen, maar dat kan ook schijnbaar veilige plekken zijn. Waar speelde je vroeger toen je acht jaar oud was? Altijd op de speelplaats? Nee dus, je speelde meestal op straat. In de centra van grote steden zijn kinderen gewend aan het verkeer en spelen ze op veel meer plekken. Ouders moeten kun kinderen daarin los kunnen laten en ruimte geven.’
Volgens Oost is de stoep een prima plek om te spelen: ‘Je zet er in de zomer een watersproeier neer en de kinderen hebben plezier. Of ze tekenen met stoepkrijt hink-stap-sprongtegels.’ Anne Koning vult aan: ‘Je kunt als gemeente ook van die tegels op laten nemen in de stoep. Het kost weinig en kinderen hebben er veel plezier aan. Je hoeft dus niet alleen in speeltoestellen te denken, daar is niet overal plek voor.’
Eigenlijk zijn er volgens de beide speelruimtespecialisten weinig plekken in de stad waar je niet zou kunnen spelen: ‘Op 50 km-wegen, fietspaden en spoorwegen kun je niet veilig spelen. Maar in een 30 km-zone kun je overal spelen. En waarom een parkeerplaats bij een bedrijf of winkelcentrum die ’s avonds leeg is, niet als speelplaats gebruiken? Dan praat je over het combineren van functies, in plaats van het scheiden van functies. Zorg daarom dat alle bestemmingen in bestemmingsplannen ruimte geven tot spelen en speelplekken en streef naar functiecombinaties. Spelen gebeurt overal. Gemeenten moeten leren daar flexibel in te denken.’
 
Inrichting
Welke concrete tips hebben de speelruimtespecialisten nog meer voor gemeenten? ‘Kijk eerst naar de behoeften in een wijk. Het heeft weinig zin om in een wijk waar voornamelijk senioren wonen allemaal dure speeltoestellen voor 6-jarigen neer te zetten’, merkt Oost op.
‘Kinderen houden ook van groen en van kleur. Het kan ook met kleine ingrepen’, vult Koning aan. ‘Ruwere groenzones waar ze kunnen spelen. Of gekleurde tegels in de stoep, gekleurde betonnen poefjes en knikkertegels: het zijn allemaal simpele speelprikkels in de openbare ruimte. Maar ook zwerfkeien zijn dankbare objecten en ze liggen er na honderd jaar nog. En een voetbaldoel kan tevens uit twee bomen bestaan of een oude muur waar je een doel op tekent. Zand en houtsnippers hebben eveneens grote aantrekkingskracht tot kinderen. Klimmen, glijen en schommelen zijn ook altijd gewild.’
Volgens Oost mogen kinderen vies worden bij het buiten spelen: ‘We hebben een enquete gehouden onder ouders wat er volgens hun wel en niet op straat mag gebeuren. Bijna negentig procent vindt dat kinderen vies mogen worden en driekwart heeft geen moeite met een buil door het vallen. Overigens heb ik de indruk dat ouders ook politiek correct proberen te antwoorden, want veelal hoor je toch dat ouders het vervelend vinden dat de kinderen vies worden.’
Koning waarschuwt verder beperkingen door aanbestedingskeuzes: ‘Speeltoestellen zijn erg belangrijk in de speelomgeving. Onze leden leveren goed advies en veilige speeltoestellen. Maar gemeenten moet zichzelf door een raamcontract niet laten beperken in het denken. Wat wil je als gemeente bereiken en wie gaat erover? Dat zijn belangrijke uitgangspunten. Als spelen bij de verkeerde ambtenaar zit dan blijft het een onderbelicht thema.’ Oost herkent dit wel: ‘Dan zit spelen bij welzijn en moeten ze met beheer & onderhoud overleggen over de plaats en inrichting van speelruimte. Als beheer & onderhoud daar weinig affiniteit mee heeft wordt het een moeizaam traject. Mijn advies is om ouders en kinderen te laten meebeslissen. Let er dan wel op dat de ouders niet kun kinderen naar de achtergrond schuiven en uiteindelijk zelf de beslissingen nemen.’
Koning en Oost adviseren verder om speelruimtespecialisten – en dat kunnen ook de ontwerpers en leveranciers van speeltoestellen zijn – tijdig in te schakelen: ‘Vaak zie je dat er op het laatste moment nog ergens wat speeltoestellen moeten komen. Is de locatie dan wel geschikt? Of je ziet een architect die een school midden op een perceel projecteert, waardoor de omliggende speelruimte veel kleiner wordt dan wanneer de school bijvoorbeeld in een hoek van het perceel zou worden geplaatst. Het zijn relatief simpele ingrepen die veel voordeel kunnen beiden in de gebruiksfase.’
 
Participatie
‘Wij vragen als OBB aandacht voor goede participatie bij kinderen en jongeren. Daar hebben we ook een brochure over gemaakt. Hierin geven we een aantal tips over hoe kinderen en jongeren uit te nodigen, hoe de voorbereiding te treffen, welke materialen je nodig hebt en de werkwijze die je kunt volgen en hoe je uit de participatie bruikbare ideeën kan selecteren. Ga ook zelf eens buiten kijken hoe kinderen spelen’, zegt Oost. ‘De resultaten van participatie zijn bruikbaar om een kindvriendelijker omgeving voor kinderen en jongeren te maken. Met goede uitwerkingen van de wensen van kinderen en jongeren zijn volwassenen te overtuigen, zoals lokale politici, ambtenaren, stedenbouwkundigen, ontwerpers van buitenruimte, projectontwikkelaars, speeltuinbestuurders, ouders en omwonenden. Wat dat betreft kent spelen in de openbare ruimte heel veel stakeholders.’
Koning besluit: ‘Bij de stedenbouwkundige opzet van een wijk moet de focus bij de inrichting van de openbare ruimte niet alleen op verkeersstromen zijn gericht, maar tevens op veilig spelen en ontmoeten. Versmal het wegprofiel en zorg dat mensen op hun eigen erf kunnen parkeren. Een doodlopende straat? Dat is eveneens een prima speelplek! Ook civiele ingenieurs moeten daarom al nadenken over speelruimte in de stad. Overigens kunnen onze leden daarbij ook louter als adviseur worden ingeschakeld! Gebruik de kennis van mensen met passie voor buitenspelen.’
 
 

OBB  Ingenieursbureau

OBB is het adviesbureau voor alles over Spelen, Sporten en Ontmoeten in de openbare ruimte. Het bureau is opgericht in 1997 door speelruimtespecialist Johan Oost en ondersteunt gemeenten bij hun beleid, beheer, inkoop, opleiding, inspecties, participatie met oog voor kinderen, jeugdigen en jongeren. Maar ook speeltuinverenigingen, scholen, stichtingen, belangenorganisaties en toestelleveranciers doen een beroep op het bureau.
 
OBB Ingenieursbureau
Deventer
www.obb-Ingenieurs.nl
 
 
 

Branchevereniging Spelen

Bij de Branchevereniging Spelen zijn leveranciers van speeltoestellen en ondergronden, aanbieders van onderhoud en beheer, ontwerpers en inspectiebedrijven aangesloten. Ook zijn er projectontwikkelaars en adviseurs onder de leden. De branchevereniging is opgericht in 2002. De huidige vorm kwam tot stand na de bundeling van krachten tussen de Vereniging Leveranciers Speelvoorzieningen (VLS) en de Nederlandse Vereniging van Speeltoestellen Fabrikanten (NVSF).
 
Branchevereniging Spelen
Delft
www.spelen.org