Aanbestedingsvragen complexer
Het AdviesCentrum Aanbestedingen Grond-, Weg- en Waterbouw (ACA GWW), waarin MKB INFRA en VHG participeren, zag in 2016 de complexiteit van vragen opnieuw toenemen. Bijvoorbeeld over ondeugdelijke motiveringen. Ook het clusteren van werkzaamheden en het verschuiven van risico’s zijn een bron van frustratie voor MKB-bedrijven. 90% van de aan ACA GWW voorgelegde vragen waren inhoudelijk zo complex, dat deze door een jurist beoordeeld moesten worden.
‘Inschrijvers benaderen ons met vragen waarbij je steeds meer ziet dat de aanbestedende dienst al heeft voorzien dat haar leidraad of eisen tot discussie gaat leiden’, vertelt ACA-voorzitter Gert Peek. ‘Door een specifieke motivering wordt geprobeerd om die discussie op voorhand al in het eigen voordeel te beslechten of de drang om vragen te stellen op voorhand te temperen. Een goed voorbeeld daarvan is het verschuiven van risico’s naar de aannemer met een motivering waarom dat gebeurt. Bij een rammelende of simpelweg ondeugdelijke motivering wordt aan de bel getrokken bij ACA. Probleem bij dit soort vragen is dat de aanbestedende dienst welbewust een keuze gemaakt heeft, en daar veelal niet vanaf wil wijken, ook niet na een inhoudelijke reactie van ACA.’
Frustratie en onvrede
ACA ziet een aantal vaker terugkerende onderwerpen die MKB-bedrijven frustreren. Het gaat dan vooral om het clusteren van werkzaamheden, te hoge referentie-eisen, het verschuiven van risico’s en ook het (bewust) proberen te ontduiken van aanbestedingsregels in het voordeel van grote bedrijven. Ook constateert de vraagbaak dat er meer vragen binnen komen die betrekking hebben op de fase na de precontractuele fase. ‘Dat zijn dan inschrijvers met vragen over hun individuele inschrijving’, aldus Peek. ‘Men meent dan bijvoorbeeld dat de beoordeling van de kwaliteitsdocumenten niet deugt, dat men vindt dat de inschrijving ten onrechte ongeldig is verklaard of dat het werk ten onrechte aan een concurrent is gegund. Daaruit valt af te leiden dat er toch meer onvrede begint te ontstaan bij inschrijvers ten aanzien van de uitslagen en dat inschrijvers weer wat mondiger durven te zijn. Op dergelijke vragen ná aanbesteding kan ACA op basis van haar statuten echter geen antwoord geven, omdat die vragen gaan over individuele belangen. ACA beantwoordt alleen vragen die zien op de fase vóór aanbesteding en betrekking hebben op het algemeen belang.’