Smart mobility rukt op
Zelfrijdende auto’s, handige apps voor de laatste verkeersinformatie, slimme vaarwegen of vrachtwagens die ‘gekoppeld’ kort achter elkaar rijden: smart mobility verandert onze wereld in snel tempo. Waar staan we en wat kunnen we op korte termijn verwachten? GWW-Totaal inventariseerde de laatste ontwikkelingen.
Tekst: ing. Frank de Groot
Smart mobility is aan een snelle opmars bezig. Maar wat is smart mobility nu precies? Volgens Rijkswaterstaat betreft het de inzet van innovatieve ICT-oplossingen om Nederland ook in de toekomst bereikbaar, veilig en leefbaar te houden. Zo kan smart mobility de doorstroming van het verkeer verbeteren, de verkeersveiligheid verbeteren en zuiniger en schoner rijden bevorderen. In een land met een hoogwaardige, maar ook overvolle infrastructuur worden we gedwongen na te denken over slimme oplossingen voor mobiliteit. Nederland heeft zich daardoor wereldwijd op de kaart gezet als land waar innovaties op het gebied van smart mobility kunnen plaatsvinden.
In de toekomst hebben auto’s en truck platoons (vrachtwagens die achter elkaar rijden) naar verwachting een grote maatschappelijke impact. Straks kunnen we onze reistijd anders indelen en besteden. Ouderen en mensen met een beperking kunnen kiezen voor meer en betere mobiliteit. En als auto’s zichzelf straks kunnen parkeren, ontstaat een ander ruimtegebruik in de stad. Nieuwe flexibele mobiliteitsconcepten (mobility as a service) stellen niet het product (de auto) centraal, maar de dienstverlening rond vervoer en transport.
Wet- en regelgeving
Zelfrijdende voertuigen kenmerken zich door het feit dat niet de bestuurder, maar het voertuig zelf diverse rijtaken uitvoert. Willen we voertuigen echter daadwerkelijk (delen van) van de rijtaak laten overnemen van de bestuurder, dan is aanpassing nodig van wet- en regelgeving, zowel op nationaal als internationaal niveau. Wie is er dan immers aansprakelijk voor een aanrijding? Maar ook privacy en cybersecurity moeten toekomstproof worden geregeld. Door het creëren van (wettelijke) experimenteerruimte, waarbinnen proefprojecten uitgevoerd kunnen worden, kan worden bepaald welke aanpassingen nodig zijn.
Op het gebied van wet- en regelgeving worden momenteel enkele stappen gezet. Testen met zelfrijdende voertuigen is sinds juli 2015 al mogelijk in Nederland via een ontheffing van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). Maar dan moet er altijd nog wel iemand in het voertuig zitten die de besturing kan overnemen. De Experimenteerwet maakt het sinds begin 2017 ook mogelijk dat bedrijven straks een vergunning aanvragen om op de openbare weg tests uit te voeren met zelfrijdende voertuigen met een bestuurder op afstand. Het ministerie hierover: “Door de verruiming van de wet kunnen in Nederland verdergaande testen met autonoom vervoer plaatsvinden. Zelfrijdende auto’s kunnen dichter op elkaar rijden, waardoor de wegcapaciteit beter benut wordt. Aangezien de voertuigen met elkaar kunnen communiceren, kan het verkeer ook vlotter doorstromen. Het verkeer wordt ook veiliger: bij zo’n 90 procent van de ongevallen in het verkeer is er nu sprake van een menselijke fout. Daarnaast zijn zelfrijdende voertuigen zuiniger in het gebruik en dus goed voor de portemonnee en het milieu.”
De locaties en voorwaarden waaronder de tests met voertuigen zonder een bestuurder plaatsvinden, worden vooraf beoordeeld en vastgesteld door de RDW, samen met deskundigen zoals de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV), de wegbeheerder en de politie. In een vergunning kan bijvoorbeeld als voorwaarde worden opgenomen dat de fabrikant maatregelen treft om andere weggebruikers te waarschuwen dat het gaat om een voertuig met een bestuurder op afstand. Ook moeten overige bestuurders worden geïnformeerd over de tijden en locaties waarop zij een op afstand bestuurd voertuig kunnen tegenkomen op de openbare weg.
Europese samenwerking
Niet alleen Nederland werkt aan regels die verdere ontwikkeling van zelfrijdende voertuigen op de openbare weg mogelijk maken. Regelgeving en autosystemen in heel Europa moeten op elkaar worden afgestemd om te voorkomen dat zelfrijdende voertuigen straks bij iedere landsgrens een nieuwe update nodig hebben. Om een soepele introductie van zelfrijdende voertuigen in Europa mogelijk te maken, heeft Nederland de Declaration of Amsterdam on connected and automated driving geïnitieerd. Deze is in 2016 door de Europese transportministers omarmd. De gezamenlijke ambitie van de Europese lidstaten is om in 2019 klaar te zijn voor de verdere uitrol van zelfrijdende voertuigen die met elkaar en de infrastructuur kunnen communiceren. Nationale regels voor verkeer en vervoer worden onderling afgestemd en er komt een gecoördineerde inzet op digitale communicatie, zodat auto’s overal in Europa met elkaar en met de weginfrastructuur kunnen ‘praten’. Ook gaan de lidstaten en de Europese Commissie samen werken aan vraagstukken omtrent cybersecurity, privacy, aansprakelijkheid en bescherming van data in relatie tot zelfrijdende voertuigen.
Truck platoons
Om grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen heeft Nederland vorig jaar het initiatief genomen tot ’s werelds eerste test met truck platoons, op de openbare weg, over landsgrenzen heen. De voorste truck bepaalt de snelheid en de route, de volgende trucks volgen op korte afstand. Hierdoor komt er ruimte vrij op de weg. Bovendien remmen alle trucks tegelijk, waardoor schokbewegingen worden voorkomen. Dit moet zorgen voor een betere doorstroming van het verkeer. Met truck platooning kan ook tot tien procent brandstof worden bespaard.
Zes Europese truckfabrikanten (DAF Trucks, Daimler Trucks, Iveco, MAN Truck & Bus, Scania en Volvo Group) reden – via verschillende routes – door zes Europese lidstaten naar de Rotterdamse haven in Nederland. Uit deze test kwam naar voren dat in verschillende landen verschillende procedures gelden om toestemming te krijgen om in platoons te rijden. Verschillende landen hanteren bijvoorbeeld ook verschillende waarden voor het bepalen van de minimale rijafstand tussen de voertuigen in een platoon.
Een groot testproject met truck platooning in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag is medio 2017 door de Europese Commissie toegewezen als één van de vijf proeftuinen voor zelfrijdend vervoer. Vanuit de Rotterdamse haven moeten in 2020 dagelijks honderd platoons gaan rijden, wat neerkomt op ongeveer vijfhonderd vrachtwagens die via wifi en mobiel netwerk met elkaar zijn verbonden. Eind 2018 moeten de eerste vrachtauto’s in colonne de Rotterdamse haven uitrijden.
Fysieke infrastructuur
Nederland staat op verschillende ranglijsten in de top 3 van ‘beste infrastructuur’ in de wereld. Dit maakt Nederland aantrekkelijk als testland voor zelfrijdende voertuigen. Maar wat is nodig om de infrastructuur geschikt te maken voor zelfrijdende voertuigen? CROW voerde in 2016 een verkenning uit naar de invloed van zelfrijdende voertuigen op de vormgeving van de weginfrastructuur. Begin 2017 resulteerde dit in het rapport ‘Zelfrijdende auto’s: verkenning van implicaties op het ontwerp van wegen’. Het duurt volgens het CROW naar verwachting nog lang voordat alle auto’s volledig zelfrijdend zullen zijn. Door het gemengd verkeer blijft de menselijke besturing een belangrijke factor. Het huidige ontwerp is hierop gebaseerd en vormt de basis om veilig, vlot en comfortabel over de Nederlandse wegen te rijden. Door deze aanwezigheid van menselijke besturing in de komende jaren kan en hoeft er voorlopig weinig veranderd te worden aan het huidige wegontwerp.
Het advies is om goed te kijken hoe inflexibiliteit in het ontwerp van wegen kan worden voorkomen. Zo worden toekomstige ontwikkelingen niet geblokkeerd en verlopen latere aanpassingen van wegen soepeler. Ook over bijvoorbeeld markeringen kan worden nagedacht. Door het aanbrengen van goed zichtbare en contrastrijke markering op de wegen kunnen (zelfrijdende) auto’s met lane keeping systemen (auto blijft automatisch binnen de lijnen van de rijstrook rijden) beter de route detecteren. In het rapport wordt ook geconstateerd dat autosnelwegen en regionale stroomwegen zeer geschikt zijn om meer ervaring op te doen. Reden hiervoor is dat op deze wegen geen langzaam verkeer aanwezig is, waardoor sprake is van een minder gecompliceerd verkeerssysteem.
Digitale infrastructuur
En dan is er nog de digitale infrastructuur. De snelle ontwikkelingen in mobiele datacommunicatie zorgen voor een steeds groter aanbod van individuele dienstverlening aan en ondersteuning van de rijtaak van weggebruikers. Op korte termijn liggen er vooral kansen in het beter informeren van de weggebruiker. Op langere termijn zal deze datacommunicatie ook geschikt zijn voor geautomatiseerde (zelfrijdende) toepassingen.
Voor de ontwikkeling van zelfrijdende voertuigen is het noodzakelijk dat zij met elkaar én met de omgeving kunnen communiceren. Voor dit soort communicatie – het transport van data – tussen voertuigen onderling en tussen voertuigen en de wegkant bestaan verschillende mogelijkheden, die in verschillende fasen van ontwikkeling zijn. Deze nieuwe manieren van het transporteren van data vragen om een hybride aanpak.
Op korte termijn is veel resultaat te bereiken via bestaande telecomnetwerken. Maar er liggen ook coöperatief-zelfrijdende toepassingen in het verschiet die hogere eisen stellen aan datacommunicatie dan de huidige telecomnetwerken aankunnen. Nieuwe generatie telecomtechnieken (5G) en DSRC8, bieden deze mogelijkheden wel via ad hoc communicatie. DSRC staat voor ‘Dedicated Short Range Communications’. Dat is een protocol voor draadloze communicatie over korte tot middellange afstand, speciaal ontworpen voor gebruik in verkeer. DSRC maakt communicatie mogelijk tussen voertuig en weginfrastructuur. DSRC wordt in Europa op dit moment het meest gebruikt voor het heffen van tol. Grootschalige toepassing van deze ontwikkelingen ligt echter nog verder weg, ook omdat internationale overeenstemming noodzakelijk is over afspraken op het gebied van met name privacy en security. Maar duidelijk is wel dat zelfrijdende voertuigen straks niet meer weg te denken zijn uit onze maatschappij.
Is Nederlander klaar voor zelfrijdende auto?
Zelfrijdende auto’s moeten wel heel erg veilig zijn om sociaal te worden geaccepteerd. Een dodelijk ongeluk dat wordt veroorzaakt door een technische fout van een zelfrijdende auto, wordt als minstens 4,5 keer zo erg beschouwd als een dodelijk ongeluk door een menselijke fout. Dat blijkt uit onderzoek van Bart Overakker, die op dit onderwerp op 12 oktober 2017 afstudeerde bij de faculteit TBM van de TU Delft.
Hoe kijken gewone Nederlanders eigenlijk aan tegen zelfrijdende auto’s op de weg? Student techniek, bestuur en management (TBM), Bart Overakker vond het vreemd dat daar nog weinig onderzoek naar was gedaan. Zeker aangezien bedrijven als Alphabet en Tesla al wel flink aan het ontwikkelen zijn, en ook in Nederland proeven gehouden worden. Na de discussie die vorig jaar oplaaide na een dodelijk ongeluk met een zelfrijdende Tesla in Florida besloot Overakker een onderzoek te doen naar de beoordeling van zelfrijdende auto’s. Via zijn stageplek bij het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid kreeg hij toegang tot 510 respondenten die in leeftijd, geslacht en opleidingsniveau een goede afspiegeling vormden van de Nederlandse bevolking.
Het algemene beeld is positief: 65 procent van de Nederlanders is voorstander van de komst van de zelfrijdend transportsysteem. Wel wordt het veelal wenselijk geacht dat er nog een vorm van menselijk ingrijpen en controle mogelijk is in zo’n systeem. Nog opvallender: als een zelfrijdende auto een dodelijk ongeluk veroorzaakt, rekenden respondenten zo’n auto daar 4,5 keer zo hard op af als een gewone auto met chauffeur aan het stuur. Voor opzettelijk misbruik, dus een dodelijk ongeluk met een gehackte auto, is dit zelfs een factor 6. Conclusie van Overakker is dan ook dat de invoering van zelfrijdende auto’s maar beter te langzaam kan gebeuren, dan te snel: “Want als er dan toch ongelukken gebeuren, ben je weer terug bij af.”
Smart Mobility op Platform WOW
Platform WOW is het platform voor samenwerking tussen beheerders van wegen, vaarwegen en water bij de Nederlandse overheid. De letters WOW staan voor de twee onderdelen Wegbeheerders ontmoeten Wegbeheerders en Water ontmoet Water. Beiden hebben een eigen bestuur en organiseren activiteiten die specifiek gericht zijn op het ‘droge’ respectievelijk ‘natte’ gedeelte van het beheer. Ze worden dagelijks aangestuurd door een landelijk programmabureau en werken intensief samen op overkoepelende thema’s. Ook op regionaal niveau wordt er in WOW-verband samengewerkt.
Binnen het platform is er ook het thema ‘Smart Mobility’. De wereld van de Smart Mobility verandert snel. Hierdoor zal het werk van de wegbeheerder op terreinen als verkeersveiligheid, bereikbaarheid, leefbaarheid en assetmanagement onherroepelijk veranderen. Maar hoe? En wanneer? Welke uitdagingen komen er op hen af, welke expertise is er al in huis en welke expertise zijn nog nodig?
U vindt alle informatie op www.platformwow.nl, onder het thema ‘Smart Mobility’.
Bronnen
- Smart Mobility, Bouwen aan een nieuw tijdperk op onze wegen, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, oktober 2016
- Rijksoverheid.nl, diverse artikelen.
- Rijkswaterstaat.nl, diverse artikelen.
- Platformwow.nl
- CROW