Transitie naar vitale infrasector

Artikel delen

De komende jaren trekken minister Cora van Nieuwenhuizen en staatssecretaris Stientje van Veldhoven van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat versneld 1,9 miljard euro uit voor het onderhoud en vervangen van wegen, spoor, vaarwegen en dijken. Dat bleek op 15 september, tijdens Prinsjesdag. Om de hoofdinfrastructuur van Nederland op topniveau te houden werken Rijkswaterstaat en de markt toe naar een vitale infrasector. Zo wordt er bij meerdere projecten ervaring opgedaan met het twee-fasen proces, om te komen tot meer voorspelbare uitvoering van projecten en betere beheersing van de risico’s die inherent zijn aan werken in infra.

Tekst: ing. Frank de Groot, met dank aan Rijkswaterstaat
Beeld: Rijkswaterstaat, https://beeldbank.rws.nl

 

Met het versneld beschikbaar stellen van 1,9 miljard euro investeert de overheid niet alleen in betere bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid, maar wordt de bouwsector ook zicht op werk geboden in deze moeilijke economische tijden. De coronacrisis is ook van invloed op de mobiliteit van mensen. Mensen reizen nu minder. Maar aangezien de bevolking groeit en er veel woningen bij moeten komen, zal de druk op de wegen, het spoor en het openbaar vervoer toenemen. Geplande werkzaamheden worden dan ook niet uitgesteld, integendeel. Prorail en Rijkswaterstaat gaan de komende jaren volop aan de slag.

Waar gaat het geld naar toe?

Minister Cora van Nieuwenhuizen stelt ruim een half miljard versneld beschikbaar om eerder dan gepland onderhoud uit te voeren aan de Rijksinfrastructuur. Dit bedrag komt bovenop de extra 265 miljoen die zij eerder al heeft uitgetrokken voor het onderhoud van bruggen, tunnels en sluizen die in de decennia na de oorlog zijn gebouwd en toe zijn aan een opknapbeurt. Staatssecretaris Stientje van Veldhoven stelt de komende jaren ruim 1,4 miljard versneld beschikbaar voor onderhoud en vervanging van het spoor. Ongeveer de helft van het extra budget komt tussen 2021 en 2023 op de markt.
Waar gaat het geld nog meer naar toe? We zetten de belangrijkste uitgaven voor de GWW-sector op een rij. Zo investeert minister van Nieuwenhuizen de komende jaren 200 miljoen extra in de aanpak van droogte en klimaatadaptatie. Van Nieuwenhuizen: “Er zijn langere perioden van droogte en ook vaker hevige buien met wateroverlast als gevolg. Water afvoeren was ons motto, nu moeten we kampioen water vasthouden worden.”
De minister werkt verder samen met gemeenten en provincies aan het verbeteren van de verkeersveiligheid. Eerder maakte zij bekend dat deze partijen plannen in kunnen dienen voor concrete maatregelen om de veiligheid op wegen en fietspaden te verbeteren. Er zijn uit het hele land zoveel goede plannen binnengekomen dat Van Nieuwenhuizen in 2021 hiervoor 100 miljoen euro extra beschikbaar stelt, boven op 50 miljoen euro die al jaarlijks beschikbaar is. Zo kunnen rotondes, stoepen, kruisingen en andere plekken waar veel ongelukken gebeuren sneller worden aangepakt.
Staatssecretaris van Veldhoven investeert tot slot 40 miljoen in een economie zonder afval: de circulaire economie. Het kabinet wil dat Nederland in 2050 volledig circulair is en zet in op 50% minder gebruik van primaire grondstoffen in 2030. Door slimmer te ontwerpen, te recyclen en her te gebruiken voorkomen we milieuvervuiling en CO2-uitstoot. Van Veldhoven trekt 40 miljoen uit voor het versnellen en opschalen van de circulaire economie.

Vitale infrasector

Met louter zware investeringen in de infrasector, is een gezonde sector niet gewaarborgd. Al op 11 juni 2019 informeerde minister van Nieuwenhuizen de Tweede Kamer over een onderzoek naar de uitdagingen en verbetermogelijkheden in de gww-sector. Dat onderzoek is door Rijkswaterstaat uitgevoerd, ondersteund door McKinsey&Company. Het beschrijft de noodzaak voor een transitie naar een vitale, innovatieve, productieve en meer voorspelbare gww-sector om de veranderende maatschappelijke opgave te realiseren. Dit is de opgave om Nederland veilig, bereikbaar en leefbaar te houden, conform kabinetsbeleid toe te groeien naar het klimaatneutraal en circulair uitvoeren van projecten en maximaal gebruik te maken van de snelle ontwikkelingen op het gebied van digitalisering.
Als opdrachtgever kan Rijkswaterstaat bijdragen aan deze transitie door aanpassingen te doen in het markt- en inkoopbeleid. Daarnaast zijn meer structurele veranderingen noodzakelijk om de benodigde transitie in de sector op lange termijn te realiseren. “Het gaat om een transitie tot een vitale sector waarin we in de hele keten vanuit voldoende kennis en expertise samenwerken aan de maatschappelijke opgave. Een sector met voldoende ruimte voor innoveren en leren. En een sector waarin marktpartijen eerlijk geld krijgen voor de maatschappelijke meerwaarde die we met onze infrastructuur creëren”, aldus Michèle Blom, Directeur-Generaal Rijkswaterstaat, in het voorwoord van het in maart 2020 door Rijkswaterstaat gepresenteerde plan van aanpak ‘Op weg naar een vitale infrasector’. Hierin staan concrete experimenten en maatregelen voor 2020 en een toelichting op de gekozen aanpak.

De oude geleidewielen worden verwijderd uit de heftorens van kolk 1 en 2 van de Beatrixsluis

Twee-fasen aanpak

“Door de complexiteit van de opgave, is het niet altijd zeker wat je tegenkomt als bestaande infrastructuur moet worden aangepakt. Is het dan reëel om alle risico’s bij de markt te leggen?”, zei Jan Slager, directeur Rijkswaterstaat Vervanging en Renovatie, begin dit jaar nog in een gesprek dat GWW-Totaal met hem had. “Om de enorme onderhoudstaak samen met de markt ook in de toekomst succesvol te kunnen blijven vervullen is een transitie nodig.”
De aanpak sluit zo veel mogelijk aan op de concrete orderportefeuille voor aanleg en instandhouding, zodat in de praktijk zichtbaar aan de transitie wordt gewerkt. Pas als is vastgesteld dat (onderdelen van) experimenten en maatregelen de gewenste effecten hebben, wordt besloten tot bredere toepassing en standaardisering. Er wordt bijvoorbeeld bij de projecten Ring Utrecht Zuid, A27 Houten Hooipolder, A12 IJsselbruggen en A73 Roertunnel en Tunnel Swalmen gewerkt aan een nieuwe risicoverdeling met een twee-fasen proces. Daar worden later projecten aan toegevoegd.
De twee-fasen-aanpak moet ervoor zorgen dat de onzekerheden niet pas naar boven komen als het werk al is aanbesteed en gegund. De nieuwe aanpak biedt de gelegenheid om gezamenlijk de benodigde vooronderzoeken te doen om in fase 1 de precieze opgave en bijhorende onzekerheden in kaart te brengen. Hiermee worden de risico’s niet eenzijdig bij de markt gelegd.

Kennis delen

Samenwerken betekent volgens Slager ook kennis delen: “Wij verwachten van de markt dat ze al vroegtijdig kennis willen delen. Dat zal voor veel bedrijven wennen zijn. Het adagium is toch dat kennis ook macht betekent. Maar we willen ook risico’s delen met de markt. Dan moet je kennis willen delen. Voor de kortere termijn gaan we daarom experimenten met het twee-fasen-proces en een portfolio aanpak. In het twee-fasen-proces volgt de prijsbepaling voor de bouwfase pas na de ontwerp- of engineeringsfase. Er is dan meer informatie bekend, wat leidt tot minder onzekerheden en financiële risico’s. Daarnaast moet lange termijn perspectief voor marktpartijen worden geboden om innovatie te stimuleren. Een manier om dit te doen voor projecten met een repeterend karakter of projecten binnen een ontwikkeltraject, is het bundelen van projecten in één portfolio aanbesteding. Hiermee krijgt de markt ruimte om de productiviteit te vergroten en met innovatieve oplossingen te komen voor complexe opgaven.”
Om de twee-fasen experimenten te ondersteunen is er onderzoek gedaan naar leerervaringen uit eerdere twee-fasen-projecten binnen en buiten Rijkswaterstaat. Verschillende binnenlandse en buitenlandse ervaringen zijn onder de loep genomen. Dit betrof onder meer de projecten: de Nijkerkerbrug, Krib- en Oeververlaging Pannerdensch Kanaal (RWS KOP), Stadsdijken Zwolle (onderdeel Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)) en de Zuid-Willemsvaart (Maximakanaal). Daarnaast is gekeken naar ontwikkelingen op het gebied van ‘Early Contractor Involvement’ in het Verenigd Koninkrijk en de ontwikkelingen met betrekking tot de bouwteamovereenkomst.
Uit inventarisatie blijkt overigens niet alle projecten geschikt zijn om een twee-fasen-proces in te zetten. Een twee-fasen-proces lijkt vooral van toegevoegde waarde te zijn bij projecten waar meerdere en/of grotere onzekerheden het moeilijk, zo niet onmogelijk maken om een redelijke prijs af te geven in een reguliere aanbestedingsprocedure. Voor eenvoudige (‘rechttoe-rechtaan’-) projecten heeft het twee-fasen-proces geen toegevoegde waarde.

Portfolio aanpak

Bij de renovatie van drie sluizen in Zeeland worden de eerste leerervaringen opgedaan met een portfolio aanpak. Bij deze aanpak worden projecten met een repeterend karakter of binnen een ontwikkeltraject gebundeld en vervolgens naar de markt gebracht. Dit stelt bouwbedrijven in staat om over meerdere projecten heen risico’s te reduceren, faalkosten te verminderen en innovatie te versnellen.
Een portfolio-aanpak kan goed hand in hand gaan met een vorm van performance management waarbij marktpartijen worden beloond bij het halen van bepaalde prestatieafspraken. Parallel aan bovengenoemd experiment wordt onderzocht welke combinaties van projecten binnen de ‘Vervanging en Renovatieopgave’ zich lenen voor verdere toepassing van deze aanpak.

De langzaamverkeersbrug en het waterliniedok naast elkaar, op de voorgrond loopt in de toekomst het lekkanaal door naar de 3e kolk, rechts in beeld de damwanden om het sluishoofd aan de noordzijde.

Innovatie

Diverse maatregelen in het plan van aanpak ‘Op weg naar een vitale infrasector’ zijn gericht op het vergroten van de ruimte voor innovatie in de sector. Samen met de markt wordt gekeken hoe het innovatieproces tussen Rijkswaterstaat en de markt kan worden verbeterd en welke manier van aanbesteden de innovatiekracht van de markt optimaal benut.
De experimenten in projecten worden ondersteund door een aantal onderzoeken die nodig zijn voor de vervolgfase. Zo wordt gebruik gemaakt van de leerervaringen met twee-fasen proces en Portfolioaanpak aanbestedingen die bij eerdere projecten en bij andere opdrachtgevers in binnen en buitenland zijn opgedaan.

Monitoring voortgang

De voortgang en effectiviteit van de maatregelen worden bewaakt door middel van een extern uit te voeren monitoringstraject. Ook wordt jaarlijks gemeten of er sprake is van verbetering in de condities voor een vitale infrasector. Concrete leerervaringen uit de praktijk worden gebruikt om de gezamenlijke agenda verder aan te scherpen. Na de eerste meting wordt in een gezamenlijk proces met de marktpartijen en kennisinstituten een vervolgagenda opgesteld waarin acties voor alle partijen zijn opgenomen. Deze gezamenlijke agenda wordt om het jaar aangescherpt en waar nodig uitgebreid. Het verandertraject vraagt circa vier jaar. De blijvende effecten moeten in de loop van vijf tot tien jaar te verwachten zijn.

Literatuur:

  • ‘Op weg naar een vitale infrasector’, Rijkswaterstaat, maart 2020
  • ‘Rijkswaterstaat inventariseert ervaringen met 2-fasen-proces bij projecten’, Rijkswaterstaat, Nieuwsbericht, 19 augustus 2020
  • ‘Prinsjesdag: extra investeringen in onderhoud aan wegen en spoor’, Rijksoverheid, Nieuwsbericht, 15 september 2020
  • ‘Samen in transitie naar een vitale infra sector’, Rijksoverheid, Kamerbrief, 3 maart 2020
  • ‘Enorme opgave samen met de markt oppakken’, ing. Frank de Groot, GWW-Totaal nummer 2-2020.