Transitie openbare ruimte vraagt veel expertise

Artikel delen

Er komt een tsunami aan nieuwe regels op gemeenten af. Denk aan de plicht tot het opstellen van een Regionale Energiestrategie (RES), Transitievisie Warmte en een Wijkuitvoeringsplan, in het kader van het Klimaatakkoord. Daarnaast vraagt de toekomstige Omgevingswet een Omgevingsvisie en het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie wil dat gemeenten een stresstest opstellen om klimaatbestendig te worden. Volgt u het allemaal nog? Gelukkig heeft het ingenieursbureau van Roelofs alle kennis in huis om gemeenten, maar ook bijvoorbeeld woningcorporaties en energiecoöperaties, te helpen bij onder meer de stresstesten, risicodialogen en opstellen van wijkuitvoeringsplannen en een warmtevisie.

De oplossingsrichtingen die uiteindelijk worden gerealiseerd hebben een breed draagvlak en geven invulling aan de energietransitie, klimaat adaptatie en circulaire economie. Ook de kosten spelen een essentiële rol bij de uiteindelijke keuze. Roelofs geeft hiervoor een praktisch overzicht door zowel de initiële kosten als ook de Total Cost of Ownerschip (TCO) inzichtelijk te maken.

Tekst: ing. Frank de Groot

“Veel opdrachtgevers kennen ons als wegenbouwbedrijf, maar niet als kennispartner”, zegt ing. Robby van den Broek, hoofd kenniscluster Energie en Milieu bij Roelofs. Het bedrijf heeft een ingenieursbureau met diverse kennisclusters: gebiedsontwikkeling; mobiliteit; water, riolering en ecologie; energie en milieu; verharding en techniek; beheer en onderhoud en grondstoffen. “Wij bedenken maatwerkoplossingen voor én met overheden, organisaties, bedrijven en regio’s, zodat zij de duurzame ambities kunnen waarmaken. Roelofs beheerst daarbij het totale traject van een project; van advies en ontwerp, tot realisatie, beheer en onderhoud. Daardoor kunnen we onze ervaringen in de praktijk ook weer terugkoppelen naar onze kennisclusters.”

Op basis van de uitkomsten uit het klimaat effectenspel worden oplossingsrichtingen voorgedragen. Voor elke oplossingsrichting wordt weergegeven wat de specifieke bijdrage is van de oplossing in de energietransitie, klimaatadaptatie en circulaire economie. Roelofs maakt het op deze wijze meetbaar.

Participatie

“Participatie is een sleutelwoord in alle ruimtelijk opgaven”, zegt Van den Broek. “Gemeenten moeten echt in gesprek gaan met vastgoedeigenaren, bewoners, netbeheerders en andere belanghebbenden. De overheid wil hierdoor het draagvlak vergroten voor ruimtelijke maatregelen. Betrek daarom inwoners en bedrijven vroegtijdig bij het maken van plannen voor de omgeving. Als je als bedrijf of inwoner ook kunt profiteren van die zonnepanelen of windmolens – bijvoorbeeld door middel van een energiecoöperatie – dan kijk je er heel anders naar, dan dat je in de krant moet lezen dat er een windmolen of zonneweide achter je woning komt.”
Hoe werkt die zo gewenste participatie in de praktijk? Gemeenten moeten bijvoorbeeld in het kader van het Klimaatakkoord de Transitievisie Warmte en het Wijkuitvoeringsplan vaststellen. Daarin staan voorstellen voor duurzaam aardgasvrij verwarmen en koken. Ook moeten er op basis van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie zogenoemde risicodialogen worden gevoerd om de kwetsbaarheden voor wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingsrisico’s in kaart te brengen (zie voor meer info de kadertekst, red.).
“Voor gemeenten is het bijna niet meer te overzien wat er op hun afkomt. Gelukkig hebben wij de expertise om bijvoorbeeld de gemeenten te ondersteunen bij het voeren van risicodialogen of overleg in het kader van het opstellen van een warmtevisie of wijkuitvoeringsplan. Ook kunnen we helpen bij het uitvoeren van de stresstesten voor wateroverlast, hitte, droogte en overstroming”, aldus Van den Broek. “Zo zijn we voor de gemeente Nunspeet gestart met het voeren van risicodialogen. Op basis van de uitkomsten stellen we de oplossingsrichtingen vast en maken een uitvoeringsplan.”

In een risicodialoog met belanghebbenden worden met het klimaat-effectenspel de risico’s op het gebied van de energietransitie en de klimaatadaptatie in kaart gebracht.

Integratie

De diverse sporen waarop gemeenten moeten koersen kunnen leiden tot suboptimale oplossingen, doordat de verschillende uitvoeringsplannen niet op elkaar zijn afgestemd. Bijvoorbeeld doordat de aandachtsgebieden verdeeld zijn over diverse disciplines binnen gemeenten en doordat er geen of onvoldoende afstemming is geweest met andere stakeholders, zoals vastgoedeigenaren, bewoners, netbeheerders en andere belanghebbenden. “Het is alsof een ieder met zijn eigen auto naar dezelfde eindbestemming rijdt, terwijl je ook kunt carpoolen”, merkt Van den Broek op.
Hij vervolgt: “Ruimtelijke ontwikkelingen moet je integraal oppakken. Zorg dat je Regionale Energiestrategie en Omgevingsvisie op elkaar zijn afgestemd. Dat betekent dat de keuzes die in de RES staan, ook gevolgen hebben voor de leefomgeving. Denk aan het creëren van zonneweides of zonnepanelen op daken van woningen, bedrijven of andere gebouwen. Maar ook het plaatsen van windmolens en de aanleg van warmtenetten.”
Van den Broek vertelt dat Roelofs veel werkt met GIS-data: “Met een geografisch informatiesysteem kun je veel lagen over elkaar leggen. Hierdoor krijg je beter zicht op de diverse opgaven die er voor een bepaalde locatie liggen. Ook kun je zo beter informatie delen met anderen. GIS is voor ons het BIM voor de bouw. Je krijgt zicht op alle relevantie informatie. Voorbeeld? Nou, denk aan een verkeerstunnel die in een belangrijke route voor ambulances en brandweer ligt. Als die tunnel op zijn diepste punt bij hevige regen onbegaanbaar wordt door wateroverlast, heb je direct een groter probleem.”

Meekoppelen door maatregelen te combineren

Een ander belangrijk voordeel van participatie en integratie is het benutten van meekoppelkansen: “Wij kijken daar vanuit onze expertise altijd goed naar. Hoe kun je maatregelen combineren, waardoor de Total Cost of Ownership afneemt. Wijst de stresstest uit dat er waterregulerende bestrating moet komen, in combinatie met infiltratiekratten? Kijk dan of je de hemelwaterafvoer van bestaande woningen aan een straat tijdens renovatie direct kunt afkoppelen. Maar ook groene daken kunnen een deel van de oplossing zijn, omdat die daken water kunnen bufferen. En wellicht kan dan gelijk de renovatie van de riolering worden meegepakt, terwijl die eigenlijk pas over vijf jaar stond gepland.”
“Combineer ook klimaat- met energiedoelen. Als de straat toch al open komt te liggen, kunnen we dan woningen van het aardgas afhalen? Is er in een bepaalde wijk een warmtenet mogelijk, om restwarmte van een naburig bedrijventerrein te benutten? Of zijn er mogelijkheden voor biogas of waterstofgas? Zijn er bestaande woningen in die wijken die volgens de meerjarenonderhoudsplanning binnen afzienbare tijd gerenoveerd moeten worden? Zorg dan bij de renovatie van de woningen dat ze zodanig worden geïsoleerd, dat er lage temperatuur verwarming (LTV) toegepast kan worden. Gebruik van restwarmte of warmtepompen vragen namelijk LTV-systemen. Uiteraard is ook hierbij weer het gesprek met woningcorporaties en bewoners van groot belang.”
Met betrekking tot de warmtevraag kan Roelofs tal van mogelijkheden aandragen en zelfs ook uitvoeren. “Wij hebben expertise op het gebied van warmtenetten, maar bijvoorbeeld ook riothermie, waarbij we restwarmte uit rioolwater kunnen halen. Of warmtewinning uit asfalt bijvoorbeeld: daarbij liggen er leidingen in het asfalt, waarbij een vloeistof overdag door de zon wordt opgewarmd.”
Van den Broek besluit: “Maar denk ook aan de opgave om meer groen in de leefomgeving aan te brengen, zodat de hittestress in steden afneemt en het waterbufferend vermogen toeneemt, evenals de biodiversiteit. En denk na over circulaire oplossingen! Zijn de gebruikte materialen circulair? Er liggen zoveel uitdagingen voor gemeenten; dan heb je gewoon extra expertise nodig. Helaas hebben veel gemeenten onvoldoende expertise door uitstroom van kennis. Gelukkig kan de markt die kennis inbrengen, zodat gemeenten beter voorbereid zijn op klimaatadaptatie en energietransitie.”

Ruimtelijke opgaven

Het Klimaatakkoord, de Omgevingswet, het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie en de Transitieagenda Circulaire Bouweconomie; het zijn voorbeelden van wetgeving en afspraken die grote gevolgen hebben voor beheerders van de openbare ruimte. We zetten de belangrijkste gevolgen op een rij.

Klimaatakkoord
Op 28 juni 2019 publiceerde het kabinet het Klimaatakkoord: de Nederlandse uitwerking van de internationale klimaatafspraken van Parijs (2015). In 2050 moeten zeven miljoen woningen en één miljoen gebouwen van het aardgas af. Als eerste stap moeten in 2030 de eerste 1,5 miljoen bestaande woningen verduurzaamd zijn. Verder moet de CO2-uitstoot in 2030 met de helft zijn verminderd ten opzichte van 1990.
Eén van de afspraken is dat dertig energieregio’s in Nederland onderzoeken waar en hoe duurzame elektriciteit op land (wind en zon) het best opgewekt kan worden. Maar ook welke regionale warmtebronnen lokaal te gebruiken zijn, zodat wijken en gebouwen van het aardgas af kunnen. In een Regionale Energiestrategie (RES) beschrijft elke energieregio zijn eigen keuzes. De RES heeft een horizon van 2030, met een doorkijk naar 2050 en wordt om de twee jaar herijkt. Uiterlijk 1 juli 2021 moet de definitieve eerste RES (RES 1.0) gereed zijn.
Naast de RES op regionaal niveau, stellen gemeenten op gemeentelijk niveau de Transitievisie Warmte en het Wijkuitvoeringsplan vast. Samen met vastgoedeigenaren, bewoners, netbeheerders en medeoverheden moeten zij eind 2021 de Transitievisie Warmte klaar hebben. Daarin staan voorstellen voor duurzaam aardgasvrij verwarmen en koken. Daarna volgen de uitvoeringsplannen op wijkniveau. Voor alle fasen geldt dat samenwerking met alle stakeholders belangrijk is.

Omgevingsvisie
Naar verwachting wordt op 1 januari 2022 de Omgevingswet van kracht. De Omgevingswet bundelt en moderniseert de wetten voor de leefomgeving. Op basis van de Omgevingswet moet door iedere gemeente uiterlijk in 2024 ook een omgevingsvisie worden opgesteld. Een omgevingsvisie gaat in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed. Ook de zoekgebieden voor opwekking duurzame energie kunnen worden opgenomen in een omgevingsvisie. De wijze waarop een gemeente die omgevingsvisie invult is vormvrij: de gemeenteraad bepaalt detailniveau, gebieden, sectoren en thema’s.

Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie
Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben de gezamenlijke ambitie vastgelegd dat Nederland in 2050 zo goed mogelijk klimaatbestendig is ingericht. Daarvoor is besloten dat klimaatbestendig inrichten uiterlijk in 2020 onderdeel is van het beleid en handelen van overheden. Het in kaart brengen van de gevolgen van klimaatverandering kan door middel van een stresstest. Het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie heeft hiervoor een gestandaardiseerde stresstest opgesteld. Afgesproken is dat alle overheden uiterlijk eind 2019 een eerste stresstest voor alle thema’s hebben uitgevoerd: wateroverlast, hitte, droogte en overstroming.
De risicodialoog is de stap tussen de stresstest en het maken van een uitvoeringsprogramma voor klimaatadaptatie. Het is een proces dat bestaat uit meerdere gesprekken met allerlei partijen. Tijdens een risicodialoog komen de kwetsbaarheden aan bod voor wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingsrisico’s. Een gemeente maakt afgewogen keuzes en komt tot ambities die men kan beschrijven in een klimaatadaptatiestrategie.

Circulariteit
De Transitieagenda Circulaire Bouweconomie beschrijft de strategie om tot een circulaire bouweconomie te komen in 2050. Het onderliggende uitvoeringsprogramma bevat talrijke mijlpalen, die belangrijk zijn voor de ontwerpende, uitvoerende, toeleverende en adviserende partijen in de bouw. Zo krijgt u vanaf 2023 te maken met uitvragen van de overheid (ook gemeenten) die circulair zijn. Vanaf 2030 zullen alle overheidsaanbestedingen circulair zijn. De ambitie van het kabinet is verder om in 2030 een (tussen)doel te realiseren van 50% minder gebruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen).