Nieuw Duits aannemings- en bouwcontractenrecht

Per 1 januari 2018 zijn de paragrafen in het Duitse Burgerlijk Wetboek – het BGB – over aanneming van werk gewijzigd. Verder is een aparte titel voor bouwcontracten ingevoerd, naast enkele paragrafen over contracten met architecten en constructeurs. Deze wijzigingen zijn voor in Duitsland opererende Nederlandse bedrijven relevant indien op hun overeenkomst Duits recht van toepassing is. Dat laatste kan het geval zijn als dat recht expliciet in de overeenkomst van toepassing wordt verklaard. Maar het geldt ook als een Duitse opdrachtgever wordt gecontracteerd, of werkzaamheden in Duitsland worden verricht.

Tekst: Bard van Veen

BAM Civiel

Het BGB kende tot 1 januari 2018 geen aparte bepalingen over bouwcontracten. Mede om die reden werd, maar wordt ook met de nieuwe wetgeving, in Duitsland (net als in Nederland) in de bouw met grote regelmaat gebruik gemaakt van algemene voorwaarden. In Nederland is de bekendste de UAV-2012. In Duitsland maakt men gebruik van de zogenaamde VOB, die in drie delen is opgedeeld. De VOB/B (laatste versie is uit 2016) omvat bepalingen die specifiek voor de realisatie van bouwwerken bedoeld zijn, en gelijkenis vertonen met de UAV-2012.

Omdat de VOB een set algemene voorwaarden is, moeten deze net als de UAV-2012 op een overeenkomst van toepassing worden verklaard. NB: het van toepassing verklaren van algemene voorwaarden is onder Duits recht anders dan onder Nederlands recht, aangezien in Duitsland – bijvoorbeeld – niet de ‘first shot rule’, maar de ‘knock out rule’ geldt. Dat wil zeggen dat de algemene voorwaarden die al laatste van toepassing zijn verklaard gelden. Overigens is de VOB/B eigenlijk slechts onaangepast van toepassing te verklaren op kleine, gewone bouwwerken. Grotere en complexere bouwprojecten zijn eigenlijk helemaal niet bedoeld voor de VOB/B. Indien en voor zover de VOB/B daarop van toepassing wordt verklaard, zal dit in zeer gewijzigde en aangevulde vorm zijn, en vaak tot projectspecifieke (maat)contracten leiden. Zonder VOB/B geldt uiteraard de wettelijke regeling.

Nieuwe bepalingen

Ik sta stil bij enkele belangrijke, nieuwe bepalingen. § 632a BGB bepaalt nu dat een aannemer termijnbetalingen in rekening mag brengen naar rato van de waarde van het verrichte werk; dit is ook in lijn met § 40 UAV-2012. § 640 BGB verplicht de opdrachtgever om zich voortaan bij de oplevering uit te spreken over de gebreken die hij aanwezig acht. Het gevaar hierbij is, dat het voor een opdrachtgever dus al mogelijk lijkt om met het noemen van een enkel gebrek de oplevering tegen te houden; het is de vraag hoe de Duitse rechtspraak met die bepaling om zal gaan.
Ook is thans via § 648a BGB ingevoerd dat een opdrachtgever een aannemingsovereenkomst niet alleen ‘gewoon’ mag opzeggen – zie ook artikel 7:764 BW en § 14 lid 10 UAV-2012 – maar ook op een zwaarwegende grond; in een dergelijk geval heeft de aannemer slechts recht op betaling naar de stand van het werk. Het opzeggen of anderszins beëindigen van de overeenkomst kan voortaan overigens uitsluitend schriftelijk, dus bijvoorbeeld niet per e-mail.

Wijzigingen doorvoeren
Met de nieuwe bepalingen over bouwcontractenrecht is via § 650b BGB ook het recht van de opdrachtgever geïntroduceerd om wijzigingen door te voeren; zie ook artikel 7:755 BW en § 36 UAV-2012. Dit wijzigingsrecht is in zekere zin beperkter dan wat men in Nederland kent. Zo mag de opdrachtgever wijzigingen doorvoeren die leiden tot 1) een wijziging van het overeengekomen resultaat of 2) noodzakelijk zijn om het overeengekomen resultaat te bereiken. Opvallend is verder dat de wet een termijn van 30 dagen stelt waarbinnen partijen tot overeenstemming moeten komen. Wordt die termijn niet gehaald dan mag de opdrachtgever de wijziging opdragen. In dat geval is de aannemer dan wel gerechtigd om bij contracten waarin termijnbetalingen zijn of hadden kunnen worden overeengekomen, 80% van de door hem gecalculeerde prijs van de wijziging bij de opdrachtgever in rekening te brengen. Het volledige bedrag krijgt hij overigens pas bij oplevering.

Aardig is verder dat de wet voor zowel de opdrachtgever als de aannemer de mogelijkheid heeft gecreëerd om via een soort van kort geding de rechter te vragen om de knoop door te hakken over een wijziging of een vergoeding. De Duitse rechtbanken en gerechtshoven worden voorzien van speciale bouwkamers, die gespecialiseerd zijn in dergelijke vraagstukken. Wij kennen in Nederland de Raad van Arbitrage voor de Bouw, hoewel de bevoegdheid van de Raad door opdrachtgevers helaas veelal wordt uitgesloten.

Vastlegging toestand
§ 650g BGB bepaalt dat de aannemer het recht heeft om de toestand van het werk te laten vaststellen als de opdrachtgever onder opgave van gebreken het werk weigert; vgl. art. 7:758 BW en § 9 UAV-2012. Als de opdrachtgever daaraan niet meewerkt nadat de aannemer hem een termijn heeft gesteld, dan mag de aannemer in principe zelf de toestand vastleggen. Wordt in het proces-verbaal van oplevering een zichtbaar gebrek niet vermeld, dan wordt vermoed dat deze na vastlegging van de toestand is ontstaan en voor rekening en risico van de opdrachtgever komt. Echter, dit vermoeden geldt niet indien sprake is van een gebrek dat naar zijn aard niet door de opdrachtgever veroorzaakt kan zijn. Vooral deze laatste uitzondering is een bijzondere regeling ten opzichte van het Nederlandse recht.

Het is afwachten hoe de nieuwe regels in de praktijk gaan uitwerken. Voor Nederlandse bedrijven die in Duitsland werkzaam (willen) zijn verdient het aanbeveling zich goed te (laten) informeren om mogelijk dure misstappen te voorkomen. Het Duitse systeem week, maar wijkt af van wat wij in Nederland kennen.

 


B.R. (Bard) van Veen is advocaat bij Severijn Hulshof Advocaten te Den Haag. Tel. (070) 304 55 90, E-mail:

b.****@sh***.nl











, www.severijnhulshof.nl. Voor vragen over dit artikel of een cursus UAV, UAV-gc, RAW en/of aanbestedingsrecht, kunt u mij bereiken via het genoemde mailadres.