Water uit Westerschelde doet Japanse duizendknoop de das om

De agressief woekerende Japanse duizendknoop is in Vlissingen met succes bestreden door het inzetten van zout water. Dat meldt Omroep Zeeland. De plantresten werden een jaar ondergedompeld in water uit de Westerschelde en bleken daarna helemaal dood te zijn. De nieuwe methode lijkt een doorbraak in het bestrijden van Japanse duizendknoop op grote schaal. Tot op heden lukte het alleen de plant in kleine hoeveelheden te bestrijden.

In een speciaal ontworpen bassin werd de grond met de Japanse duizendknoop opgeslagen en ondergedompeld in zout water uit de Westerschelde. Bron: Omroep Zeeland.

De gemeente Vlissingen zat met de Japanse duizendknoop in de maag omdat de plant de herontwikkeling van het Scheldeterrein in de weg stond. Vanwege het agressieve karakter van de plant bleek geen enkele verwerker bereid om de tweeduizend kuub grond met Japanse duizendknoop af te nemen. Daarom werd er een proef gestart om de plant ter plaatse te bestrijden.

Het bestrijden van de woekeraar met zout water is een idee van Bart van der Drift van aannemingsmaatschappij Van Gelder: “We zaten met een hoop grond in de maag omdat niemand die wilde hebben, omdat er nog resten van de Japanse duizendknoop in zaten”, zegt hij. “En die wil je niet hebben. Toen bedacht ik dat zout water en planten niet goed samengaan en dat we voldoende zout water in de buurt hadden.”

Geen leven meer

Van Gelder B.V. heeft bij het bouwrijp maken van het Scheldekwartier alle boven- en ondergrondse delen van de Japanse duizendknoop verwijderd. En daarna een speciaal ontworpen bassin aangelegd op het Scheldekwartier. Daarin werd de grond met de Japanse duizendknoop opgeslagen en ondergedompeld in zout water uit de Westerschelde. Na een jaar onder het zoute water bleek er geen leven meer te zitten in de planten. “Dat hebben we heel erg goed na laten kijken”, zegt Van der Drift. “Uiteindelijk hebben we zelfs een onderzoeksprotocol op laten stellen, vergelijkbaar met onderzoek naar aanwezigheid van asbest in de bodem. Toen wisten we 100 procent zeker dat er geen leven meer in zat. Nu kunnen we de grond dus wel kwijt.”