WUR onderzoekt natuurlijke oplossingen

Artikel delen

Nature-based solutions verdienen meer aandacht als het gaat om klimaatadaptatie. “Met de natuur meewerken”, noemt programmaleider klimaat Tim van Hattum van Wageningen University & Research dat. Juist de stad speelt daarin een belangrijke rol.

Tekst: Henk Wind

Met het consortium NL2120 gaat Wageningen University & Research (WUR) de komende tien jaar nature-based oplossingen voor klimaatadaptatie nader onderzoeken. Het kreeg daarvoor 110 miljoen euro toegekend vanuit het Nationaal Groeifonds. Het consortium onderzoekt onder meer hoe effectief nature-based solutions zijn in de diverse landschappen, zoals veengebieden, zand- en kleigronden maar ook de verstedelijkte omgeving. Het kijkt naar de kosten en de maatschappelijke baten, maar ook naar de mogelijkheden om te versnellen door bijvoorbeeld een verplichting op te leggen om bij werkzaamheden ook te kijken naar nature-based solutions.

“Denk aan het vervangen van riolering. Dan moet je niet zonder meer een leidingdiameter vaststellen, maar eerst kijken of er ook nature-based oplossingen zijn, zoals een wadi of groenvoorzieningen en waterberging”, licht Tim van Hattum toe.

Voor de hand liggende oplossingen

“Tot nu toe kiezen we vooral voor technologische oplossingen. Dat blijkt niet altijd het beste te zijn. De focus op techniek heeft ons ook de problemen gebracht van stikstof, afnemende biodiversiteit, klimaatverandering et cetera. Met die focus op techniek hebben we voor de hand liggende oplossingen uit het oog verloren.”

“Met natuurlijke oplossingen creëer je een win-winsituatie. De natuur zorgt wereldwijd voor de helft van onze CO2-opname en helpt bij voorkomen van oververhitting en klimaatverandering. Maar dan moet je de natuur wel in stand houden en versterken. De maatschappelijke baten zijn groot. Europees onderzoek heeft recent zelfs aangetoond dat meer groen in de stad daadwerkelijk helpt om oversterfte door een hittegolf te beperken. Wij willen met het opdoen van kennis laten zien dat het veel oplevert als je met de natuur gaat meewerken. De maatschappelijke baten van nature-based oplossingen zijn groot, alleen levert dat geen directe cashflow.”

High tech of low tech

Dat wil niet zeggen dat Van Hattum nature-based oplossingen ziet als ‘de heilige graal’. “Je moet afwegingen maken waar het kan en wat waar de beste oplossing is. Nature-based oplossingen hoeven trouwens niet altijd duurder te zijn. Een mooi voorbeeld is de aanleg van de Onlanden nabij Groningen. Door dit gebied weer als natuurgebied in te richten en te gebruiken voor waterberging, houdt de stad droge voeten.”

Hij vervolgt: “Alternatief was geweest het aanleggen van heel veel dijken, kades en dammen. De natuurlijke oplossing was miljoenen goedkoper. Nature-based oplossingen nemen over het algemeen wel meer ruimte in beslag. Kijk naar een project Ruimte voor de rivier. Een technologische oplossing als een dijk kost minder ruimte. Waar je ruimte hebt kies je voor low tech nature-based oplossingen; waar de druk op de ruimte groot is kies je voor meer high tech nature-based oplossingen. Een voorbeeld van een combinatie met high tech in de stad is een groendak met waterberging dat reageert op de weersverwachting. Als er een zware bui aan komt, laat het systeem de waterberging alvast leeg lopen.”

Foto van Tim van Hattum

Tim van Hattum: “Nature-based oplossingen nemen over het algemeen wel meer ruimte in beslag, maar je kunt ook kiezen voor high tech nature-based oplossingen.” Foto: Stad + Groen.

Druk op de ruimte

Dergelijke afwegingen zijn nodig want de druk op de ruimte is enorm groot, geeft Van Hattum aan. Op het geringe beschikbare oppervlak moet ruimte zijn voor wonen, voor natuur en voor landbouw. Juist daarom ook speelt de stad hierin een belangrijke rol. WUR zette die op de kaart met het onderzoek ‘Arnhem 2120’, als vervolg op de toekomstvisie Nederland 2120 die het drie jaar geleden presenteerde.

“Die toekomstvisie is belangrijk. Bij elke schop die nu de grond in gaat – of het nu voor woningbouw is of voor riolering of voor een straat – moet je rekening houden met die toekomst. Die schop gaat in de grond voor iets dat 50 tot 100 jaar mee gaat. Dan moet je rekening houden met het toekomstige klimaat en kijken of je de natuur kunt herstellen.”

In de toekomstvisie Nederland 2120 staan diverse opvallende triggers, zoals een verschuiving van economisch centrum van Nederland van het westen naar het oosten van het land. Maar ook de aanleg van stedelijke randzones als overgang tussen stad en landelijk gebied ten behoeve van waterberging, recreatie en hoogwaardige landbouw. “We zijn er niet van uit gegaan dat tegen die tijd het hele westen van Nederland onder water staat, zoals andere toekomstvisies laten zien. Maar als je bodem en water echt leidend maakt – zoals inmiddels Rijksbeleid is – moet je wel rigoureuze keuzes maken. Waar wil en kan je nog bouwen? Nu is 80% van de woningbouw gepland op kwetsbare plekken.”

Natuur en stad verweven

Leuk die verschuiving naar het oosten, maar hoe gaat dat dan met de wens om juist de natuur te versterken en ruimte te houden voor hoogwaardige landbouw? “Dat kan inderdaad wringen. Daarom hebben we uitgewerkt wat dat voor een stad als Arnhem zou betekenen. Arnhem ligt mooi op de grens van de hoge zandgronden en het rivierenlandschap. Nu is veel woningbouw gepland in het rivierenlandschap richting Nijmegen. Maar daar heb je juist ruimte voor de rivier nodig. Je zou moeten bouwen richting de Veluwe. Moet je daarvoor natuur opofferen? Of kun je misschien wonen en natuur echt met elkaar verweven? Is dat verstandig? Daar moet je over nadenken. Daarbij zou je de oplossing ook meer in hoogbouw moeten zoeken. Niet iedereen hoeft een woning met een tuintje. In Europa hebben we per persoon nog steeds de meeste vierkante meters voor onze woningen, terwijl we de minste ruimte hebben. Een ander iets is dat de auto de stad uit moet: de auto er uit en groen er in.”

In de bijna zes jaar dat Van Hattum nu programmaleider klimaat is bij de WUR, heeft hij de bewustwording rondom klimaatadaptatie wel toe zien nemen. “De laatste vijf jaar hoef je niet meer uit te leggen dat er een probleem is met wateroverlast en hitte. We zien het inmiddels om ons heen gebeuren. De discussie gaat er nu vooral over wat we er aan moeten doen en over de snelheid waarmee. Ik zie nog te veel dat er in het ontwerp goede plannen zijn met veel groen, maar dat dat gaandeweg de procedures door bijvoorbeeld bezuinigingen steeds minder wordt. Uiteindelijk blijft er dan alleen wat ‘schaamgroen’ over.”

Hoger tempo

Cover van het Klimaatgids voor de 21ste eeuw

Met zijn boek wil Van Hattum vooral het gevoel weghalen bij mensen dat het toch allemaal geen zin meer heeft: “We kunnen die mooiere wereld nog creëren.”

Wat Van Hattum betreft gaat het tempo hierin fors omhoog. “De huidige stad is niet ontworpen op dit klimaat. Die is ontworpen op het zo snel mogelijk afvoeren van regenwater. We zien nu dat dat niet meer werkt. Grotere rioolbuizen zijn niet de oplossing. Ons stelsel is nu ontworpen op een bui van 20 mm/u, terwijl we nu al buien zien van 70 mm/u. En in Limburg viel destijds 150 mm in twee dagen. Daar is geen stad tegen bestand. We zullen het riool op orde moeten hebben, maar vooral moeten zorgen dat we het water verwerken op de plek waar het valt, wat mooi te combineren is met het vergroenen van de stad.”

Drie maanden geleden verscheen over deze thematiek ook een boek van Van Hattum, met de titel ‘Only Planet klimaatgids voor de 21e eeuw’. Van Hattum schetst daarin zeven oplossingsroutes. Hij wil daarmee vooral het gevoel weghalen bij mensen dat het toch allemaal geen zin meer heeft. “We zijn laat begonnen, maar we zijn nog niet te laat. We kunnen die mooiere wereld creëren, maar daar hebben we wel iedereen bij nodig.”