“Wij werken in Amsterdam met SEB-normen straatwerk”

Artikel delen

Sinds 1924 kent Amsterdam een Coördinatiestelsel waarin netbeheerders en gemeente samenwerken om de hinder en (maatschappelijke) kosten bij de uitvoering van wegwerkzaamheden te verminderen. “Er wordt zoveel opengebroken – jaarlijks 2.500 keer voor grotere projecten en liefst 30.000 maal voor kleine opbrekingen – dat afstemming en samenwerking noodzakelijk zijn”, aldus Michiel Wentholt, adviseur Stadsregie.

Amsterdam verstevigt grip op ‘verstoorders’ straatwerk

Tekst en beeld: SEB

Michiel Wentholt, adviseur Stadsregie: “Er komen steeds meer kabels en leidingen in de ondergrond en de openbare ruimte wordt steeds intensiever gebruikt. Je zit ook met de bereikbaarheid van en leefbaarheid in de stad. Het stikt van de belangen bij de aanleg van kabels en leidingen en het benodigde herstraatwerk. Al die schakels moet je goed regelen.”

Voor een luttel aantal meters kabel voor een woonhuisuitsluiting kan het straatwerk in het centrum best open, maar pas als alle belangen zijn gewogen. Marcel van der Tuuk, coördinator Moor (meldpunt opbrekingen openbare ruimte): “Mits uiteindelijk het straatwerk in de oorspronkelijke staat wordt teruggebracht, met minimale hinder voor de omgeving.”
Het zijn de grote getallen die het herstraatwerk in Amsterdam bepalen. Alleen al binnen één stadsdeel wordt jaarlijks zo’n 35.000 m2 herstraatwerk uitgevoerd, als gevolg van de aanleg van kabels en leidingen. Er zijn zeven stadsdelen, waardoor het aantal vierkante meters herstraatwerk ontzettend grote vormen aanneemt, nog los van regulier onderhoudswerk. Michiel Wentholt: “Wij werken al jaren met de verordening WIOR, Werk in Openbare Ruimte. Daarin is vastgelegd wat partijen geacht worden te doen bij werk in de openbare ruimte.”

WIOR
Voor de WIOR geldt een viertal belangrijke uitgangspunten:
1. Samenwerking tussen betrokken partijen is van eminent belang.
2. Tracés van kabels en leidingen worden bepaald.
3. Zaken als bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie moeten geregeld zijn.
4. Straat moet weer dicht in de oorspronkelijk staat tegen zo laag mogelijke economische kosten.
Bij deze uitgangspunten is het essentieel dat belangen en verantwoordelijkheden aan bod komen. De aanvrager wil zo snel mogelijk de aansluiting. De telecompartij wil efficiënt kunnen werken. De omwonenden en ondernemers willen zo min mogelijk overlast. Wentholt: “We moeten er veel meer een gezamenlijk belang van maken. Als iedereen zijn verantwoordelijkheid goed oppakt, wordt er snel en netjes gewerkt en daar heeft iedereen profijt van. Zonder samenwerking geen efficiënt en soepel proces.”

Verstoorders
Van der Tuuk haakt in op het vele benodigde verkeer rond opbrekingen: “Het is niet uit te leggen als er vier bedrijfsauto’s, al dan niet met ontheffing, voor een enkelvoudige huisaansluiting op de stoep staan en het gebruik van de openbare ruimte verstoren. Dat willen wij verminderen door meer regie te voeren.” Wentholt: “Dat gebeurt al bij de grotere projecten, die vaak jarenlang worden voorbereid. Daar kunnen wij ook makkelijk werk met werk maken. Werkzaamheden combineren en samenwerking organiseren. De uitdaging zit bij die 30.000 kleinere werken waar de stoep of straat open gaat voor kabels en leidingen. Dat gebeurt veelal ad hoc. Dat kunnen ook forse ‘verstoorders’ zijn. Bij de kleinere projecten geldt alleen een meldingsplicht. De toezichthouders en coördinatoren geven daarin advies.”
De coördinator Moor legt uit dat het straatwerk bij aanleg zodanig is aangelegd dat het 30 tot 35 jaar levensduur zou moeten hebben: “Maar als een partij gaat graven, verstoor je de laagsgewijze opbouw. Het pakket is secuur opgebouwd met steenkorrel en zand, stuk voor stuk bij de aanleg goed verdicht. Idealiter zou bij het uitgraven al het funderingsmateriaal apart moeten worden uitgegraven en zo ook weer moeten worden teruggebracht. Of alles afvoeren en nieuw funderingsmateriaal gebruiken. In de praktijk worden de funderingsmaterialen vermengd. Als er dan op wordt gestraat, bestaat de kans op nazakken. Het straatwerk ligt bij een andere partij dan het graven en vullen van de gleuven. De straatmaker weet – als hij aan de gang mag – dat het niet goed zit als er steenkorrels in de toplaag zand zitten. Hij zou aan de bel moeten trekken. Maar in het centrum geldt de eis dat de straat bij aanleg van kabels en leidingen binnen een dag weer dicht moet zijn, dus vaak wordt er doorgewerkt. Dat gaat ten koste van de kwaliteit en levensduur van straatwerk. Wij willen meer grip krijgen op het hele proces van het moment dat iemand een vraag heeft voor de aanleg van een leiding tot de straat weer dicht is.”

Marcel van der Tuuk, coördinator Moor (meldpunt opbrekingen openbare ruimte): “Wij werken in Amsterdam met de SEB-normen voor straatwerk. Contractpartijen moeten daaraan voldoen.”

Contractvormen

Er komen in totaal drie coördinatoren opbrekingen voor de hele stad. Ook zijn er per stadsdeel toezichthouders die het graaf- en herstraatwerk en de verplichte andere maatregelen volgen. Er worden ook meer eigen straatmakers in dienst genomen en kleine en grote werkzaamheden worden met één informatiesysteem ontsloten, waardoor alle verstoringen in de openbare ruimte beter te regisseren zijn. “Want de impact van een klein project op de openbare ruimte kan immens zijn als je bijvoorbeeld op het Rokin of de Dam een huisaansluiting moet graven”, aldus Wentholt. “Naast die instrumenten kijken wij naar contractvormen waarbij de uitvoerende partij een stuk verantwoordelijkheid binnen die regie oppakt. En combipartijen die een groter deel van de keten oppakken. Op voorwaarde dat behalve hoogwaardig herstraatwerk ook zaken als veiligheid, bereikbaarheid, leefbaarheid en communicatie goed worden geregeld. Dat is wel een uitdaging.”
Marcel van der Tuuk: “Wij werken in Amsterdam met de SEB-normen voor straatwerk. Contractpartijen moeten daaraan voldoen. Ook de partijen die we de kans willen geven om in een bepaalde mate van regievoering het herstraatwerk bij kabels en leidingen op te pakken. Daarnaast worden er eigen straatmakers gezocht, recent nog vacatures voor 27 straatmakers. Echter, bij de opleidingen als SPG zitten nauwelijks voldoende mensen voor de hoeveelheid projecten. Ik maak me best zorgen over de opgave voor kwalitatief (her)straatwerk. Ook de eis van 60% goede opgeleide en gecertificeerde straatmakers bij SEB deelnemers is een behoorlijke uitdaging. Het is wél een basis voor goed straatwerk. Ook bij dit soort lastige opgaven als herstraatwerk na aanleg van kabels en leidingen.”

Marcel van der Tuuk, coördinator Moor (meldpunt opbrekingen openbare ruimte): “Wij werken in Amsterdam met de SEB-normen voor straatwerk. Contractpartijen moeten daaraan voldoen.”

Belangen en verantwoordelijkheden

Michiel Wentholt vervolgt: “We kunnen niet door de stenen heen kijken als ze na graafwerk opnieuw zijn gelegd. Vandaar dat wij binnen onze regieprocessen de belangen en verantwoordelijkheden benadrukken. We doen ook veel aan bewustwording van de mensen. Bijvoorbeeld via een handboek in de vorm van foto’s. Geen dik boek met regels, maar toegankelijke aanwijzingen waarmee de inspecteur de partijen kan corrigeren. Er komen steeds meer kabels en leidingen in de ondergrond en de openbare ruimte wordt steeds intensiever gebruikt. Je zit ook met de bereikbaarheid van en leefbaarheid in de stad. Het stikt van de belangen bij de aanleg van kabels en leidingen en het benodigde herstraatwerk. Al die schakels moet je goed regelen.”
Marcel van der Tuuk besluit: “We zullen vaker gebiedsgerichter gaan werken. Meer huisaansluitingen clusteren. En bijvoorbeeld een stuk straatwerk tussen twee opbrekingen direct meenemen. Creatiever omgaan met een aanvraag voor de aanleg van kabels en leidingen. Met altijd de hoge kwaliteit van het herstraatwerk als eindpunt van een complex proces.”


Kennis delen

Michiel Wentholt is naast zijn functie als sr. adviseur Stadsregie ook bestuurslid van het Gemeentelijk Platform kabels en Leidingen (GPKL), waarin circa honderd gemeenten participeren. “Er komt een forse opgave op de gemeenten af. Energietransitie, duurzaamheid, glasvezelaanleg, et cetera. En dat vraagt allemaal om ondergrondse ruimte. En dat terwijl kabels en leidingen op z’n zacht gezegd niet overal even doordacht zijn aangelegd. Amsterdam wil graag dat nieuwe technieken toegankelijk worden voor inwoners. Maar regie is nodig, anders haal je figuurlijk veel pijn naar boven. Onder andere door kwaliteitsverlies van straatwerk. Binnen het GPKL delen gemeenten kennis over deze problematiek zodat we met elkaar beter de kabel- en leidingproblematiek tegemoet kunnen treden. Bijzonder voor Amsterdam is het Coördinatiestelsel waar we samen met de netbeheerders projecten uitvoeren en kennis delen om de regie en samenwerking te verbeteren. Het is een puzzel met duizend belangen en er komen telkens puzzelstukjes bij. De puzzelstukjes zijn bovendien in het bezit van verschillende spelers en de puzzel is nooit af. Zo’n soort puzzel moet je gezamenlijk met alle spelers leggen.”