Circulair bouwen dringt langzaam door in GWW-sector
Terwijl de vraag naar grondstoffen als zand, grind, klei en kalk wereldwijd toeneemt, proberen overheid en bedrijfsleven het grondstoffengebruik in Nederland juist terug te dringen. Nederland wil in 2050 een circulaire economie zijn. Hiervoor is het Rijksbrede Programma Circulaire Economie ontwikkeld. Dat heeft ook gevolgen voor de aanleg van wegen, én de materialen rondom wegen.
Rijkswaterstaat wil al in 2030 volledig circulair werken. “Als grootste opdrachtgever in de bouw en infra gebruiken we veel materialen, vooral zand en grond. Deze materialen zijn ruim voorhanden en raken niet snel uitgeput”, stelt Jeroen Nagel, adviseur circulaire economie bij Rijkswaterstaat. “Maar we hebben er wél enorme hoeveelheden van nodig. De winning en het transport hiervan belasten het klimaat fors.”
Circulaire weg
En dus denkt Rijkswaterstaat in transitiepaden, samen met lagere overheden en het bedrijfsleven, na over hoe het rijkswegennet circulair kan worden aangelegd. Om die reden werd door InnovA58 in samenwerking met De Bouwcampus de Circulaire Infra Community opgericht. Deze Community ontwikkelde tussen september 2017 en september 2018 een visie op de circulaire weg en die liet zien dat er op maar liefst veertien onderdelen van een snelwegontwerp biobased alternatieven beschikbaar zijn. De meest in het oog springende zijn houten vang- of geleiderails, houten portalen en viaducten en biobased asfalt, geluidschermen, hectometerpaaltjes en zelfs biobased verkeersborden.
CO2-reductie van 20 procent
Om bouw- en infrabedrijven te wijzen op die klimaatneutrale alternatieven liet het Transitieteam Circulaire Bouweconomie via RVO een verkennend rapport opstellen door het NIBE, een advies- en kennisinstituut over duurzaamheid in de bouw.
Belangrijkste conclusies: het gebruik van biobased grondstoffen in de GWW heeft een potentieel van 13,8 procent reductie op de Milieu Kosten Indicator (MKI), 21,8 procent reductie op CO2 en 15,8 procent op gebruik van primaire grondstoffen voor de aanleg van het totale Rijkswaterstaat wegenprogramma.
Vraag naar hout stijgt
“Inderdaad, het gaat om forse reducties”, stelt NIBE-directeur Mantijn van Leeuwen. “Echter,” zo vervolgt hij, “om de beoogde reducties op schaduwkosten en CO2-uitstoot te bereiken, zijn grote toenames van het biobased materiaal nodig. En daar kan het gaan knellen. Want de toename van het gebruik van hout wordt bemoeilijkt, doordat de vraag wereldwijd twee à drie keer zo groot wordt en het aanbod vooralsnog maar met 50 procent lijkt te groeien. Bovendien wordt steeds meer hout ingezet voor energieopwekking. Het ligt dus in de lijn der verwachting dat de prijs van hout fors gaat stijgen.”
Houten wegportalen
Het Wageningse onafhankelijke houtonderzoeksinstituut Stichting Hout Research (SHR) meent niettemin dat het gebruik van hout in de GWW veel voordelen heeft. “SHR ontwikkelt en demonstreert bijvoorbeeld al een tijdlang een duurzaam ontwerp voor houten wegportalen met de houtsoort Siberisch Lariks”, vertelt Wim de Groot van het onderzoeksinstituut. “SHR realiseerde drie demo houten wegportalen over de A16 bij knooppunt Zonzeel en vier over de snelwegen bij het Kooimeerplein in Alkmaar. De houten wegportalen zijn door SHR 10 jaar lang intensief gemonitord op functioneren, houtvochtgehalte en dergelijke. Hun conclusie: na 15 jaar functioneren de houten wegportalen nog steeds prima, zonder enige onderhoudsbehoefte.”
Ter vergelijking: stalen wegportalen moeten iedere 8 tot 12 jaar worden verwijderd en opnieuw gecoat. “Daarmee zijn de houten wegportalen niet alleen een beter alternatief op het gebied van duurzaamheid, maar vormen zij ook een beter economisch alternatief voor de stalen wegportalen”, stelt De Groot.
Auteur: Armand Landman