“Tunnelrenovaties voor 80% standaardiseren”

Artikel delen

Van de circa 90 tunnels in Nederland en België moet ongeveer de helft binnen tien jaar grootscheeps worden gerenoveerd. Renoveren zal dan wel echt anders moeten. Zoals het nu gaat, is de overlast voor de omgeving te groot en gaat het ontbreken aan zowel menskracht als geld. De oplossing? “Accepteren dat 80 procent van het werk en de tunnel steeds hetzelfde is en daarmee energie overhouden voor de 20% die specifiek is”, stelt directeur Karin de Haas van het COB.

Tekst: Henk Wind

Renovatie maastunnel

De renovatieopgave is groot, zoals hier de Maastunnel. COB heeft in kaart gebracht hoe groot de opgave daadwerkelijk is. Foto: COB.

“Tunnels zijn dure kritieke objecten op plekken waar we niet zonder kunnen. Die zijn dus heel waardevol voor de samenleving. De beschikbaarheid is enorm belangrijk. Je ziet dat ook weer bij de weekendafsluitingen van de Benelux-tunnel. Dan ligt heel Rotterdam plat”, schetst programmamanager en directeur Karin de Haas van het Centrum Ondergronds Bouwen (COB) het belang van tunnels.

Het COB is een netwerkorganisatie die in 1995 werd opgericht om de technische achterstand op het gebied van geboorde tunnels weg te nemen. “Die achterstand is inmiddels wel ingelopen, maar op veel andere gebieden is ondergronds bouwen nog lang niet volwassen”, zegt De Haas. De organisatie werkt dan ook veel met ‘groeiboeken’, ‘evolutiepaden’ en versies 1.0, 2.0, et cetera. Wat het Tunnelprogramma betreft hoopt De Haas dat de sector in 2030 redelijk volwassen zal zijn. “Nu is dat op sommige gebieden nog de vroege puberteit en op andere gebieden de late puberteit of midden in de puberteit.”

Wat is de restlevensduur?

“Veel weten we nog niet”, geeft De Haas aan. “Een belangrijke vraag is bijvoorbeeld de restlevensduur van het civieltechnische deel van een tunnel. Die weten we niet echt. Ze werden destijds gebouwd met een verwachte levensduur van 100 jaar of meer. Maar we weten wel dat tunnels altijd lekken en we weten dat er in veel tunnels meer beweging zit dan verwacht werd. We weten niet precies hoe dat komt en we weten niet wat dat voor invloed heeft. Hoe lang kunnen tunnels civieltechnisch nog mee? Kan onderhoud nog 10 jaar wachten? Dat is een grote puzzel.”

Daar grip op krijgen is één van de prioriteiten in het Tunnelprogramma van het COB. “We hebben, zoals altijd als COB, eerst gekeken wat we al weten. Dat hebben we gebundeld. Van daaruit kwam de behoefte aan het opzetten van wetenschappelijk onderzoek. Daarvoor moet je dan wel data gaan verzamelen. We hebben een monitoringsstrategie ontwikkeld om die data te gaan leveren. Die monitoring wordt nu ingebouwd in de Willemsspoortunnel en de Noordtunnel. Er gaan PhD’ers aan de slag om te komen tot een eerste versie van een restlevensduur-voorspellend model.”

Omvang renovatiegolf

“Dat is altijd de manier waarop het COB werkt. We gaan eerst analyseren wat er al aan informatie bekend is en gaan daar verder op bouwen. Dat hebben we ook gedaan voor het in kaart brengen van de werkelijke renovatieopgave. We weten dat er een renovatiegolf aan komt, maar om hoe veel werk gaat het dan, wanneer en voor wie? Is het bijvoorbeeld één groot probleem of zijn het honderd kleine problemen? We hebben daarvoor een renovatie van een standaardtunnel van 500 meter lang genomen en gekeken in welke fases een renovatie verloopt en hoe lang elke fase duurt. Dan gaat het om opdrachtgevers, ingenieursdiensten voor zowel opdrachtgevers als uitvoering en om aannemers en toeleveranciers.”

“Op basis daarvan hebben we een model ontwikkeld, waar we vervolgens alle tunnels in gezet hebben. Die hebben we nog getweakt naar lengte, soort, specifieke kenmerken, de scope de renovatieopgave en manier van renoveren. Dan krijg je daadwerkelijk inzicht in het werk. Je kunt nu aflezen op welk moment hoeveel mensen nodig zijn. Al die cijfers zijn te vinden in een overzicht  op onze site. Maar het is wel: zo goed als we het nu weten. Er is dus steeds een vervolg en verbetering nodig.”

Screenshot van de website van de COB.

Op de website van het COB zijn vele cijfers te vinden over de hoeveelheid werk die op een bepaald moment gaat zitten in de renovatie van de tunnels in Nederland en België. Beeld: COB.

Anders en slimmer

“Op basis van het inzicht in het werk kunnen we spreken met allerlei organisaties om te kijken wat er nodig is, maar ook hoe het anders of slimmer kan, zoals sommige opdrachtgevers dat al doen. Zo heeft Rijkswaterstaat het contract voor de ingenieursdiensten voor de renovaties van zeven tunnels in Zuid-Holland gecombineerd. Dit werk is gegund aan Tunnel Engineering Consultants (TEC), een combinatie van Royal HaskoningDHV en Witteveen+Bos. De verwachting is dat deze aanpak meer ruimte geeft voor gezamenlijk leren en past bij de programmatisch aanpak van de renovatie zelf. Programmatisch aanbesteden is een mogelijkheid om aan de knoppen te draaien, ook in de relatie met de aanneemcombinaties. Als je weet dat je onder voorwaarden ook een volgende tunnel mag uitvoeren, hoef je niet opnieuw tijd en geld en energie te steken in een aanbestedingstraject.”

Uit de cijfers blijkt in ieder geval dat het anders moet om het allemaal betaalbaar te houden en te bemensen en om de overlast van afsluitingen te beperken. “Kijk ook eens naar overlast van de renovatie zelf. Er gaat enorm veel materiaal in een tunnel. Alleen dat al kan een heel grote extra belasting op het verkeersnet van de omgeving zijn.”

Open dag bij de renovatie van de Velsertunnel.

Open dag bij de renovatie van de Velsertunnel. Foto: Flickr, Jeroen van Lieshout.

Werken met patronen

Belangrijk is ook om niet alleen naar de renovatie van dit moment te kijken, maar ook naar toekomstige renovaties. “Behalve met de civieltechnische schil hebben we in tunnels ook te maken met installaties die veilig en betrouwbaar moeten zijn en met ict-systemen voor bedienen, besturen en bewaken. Die onderdelen zijn alle drie kritiek om tunnels beschikbaar te houden. Toekomstige renovaties kun je gemakkelijker maken door te werken in patronen en typicals. Je moet het zo doen dat je onderdelen kunt renoveren en niet alles in één keer hoeft te vervangen. Microrenovaties noemen we dat. Die zijn eenvoudiger en veel minder ingrijpend. Doordat je toekomstige renovaties dan sneller uit kunt voeren, blijft de beschikbaarheid maximaal.”

“Dat biedt ook de mogelijkheid om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld digitalisering. Neem een zelfrijdende auto. Stel dat je daarvoor de tunnelverlichting zou willen aanpassen of weghalen. Met typicals kun je door middel van een microrenovatie één systeem er uit halen zonder dat alles omvalt.”

80% is hetzelfde

Werken met patronen en typicals is één van de stappen om te komen tot meer uniformiteit in tunnelrenovatie en -ontwerp. “We hebben recent het ‘Evolutiepad naar uniformiteit versie 4.0’ opgeleverd. Dat is een belangrijk stuk van de puzzel. Om het werk eenvoudiger te maken moeten we 80% uniformeren. Ik weet dat mensen uniek zijn en dat elk project uniek is, maar we moeten ook gewoon accepteren dat 80% hetzelfde is. Dat vinden we ook wel met elkaar, maar we benadrukken steeds weer vooral wat er anders is en vergeten dat 80% hetzelfde is. Je kunt dat deel beter ‘goed jatten’ dan opnieuw engineeren. Ook opdrachtgevers zullen dat moeten accepteren en niet steeds weer iets anders of mooiers moeten vragen. Als je dat doet heb je ook meer geld, tijd en menskracht over om op de echt unieke aspecten te richten. Dat is voor mensen die hieraan werken ook veel leuker. En we zullen het ook wel moeten. We hebben als sector geen tijd meer voor die 80%.”

Karin de Haas

Karin de Haas: “Het ‘Evolutiepad naar uniformiteit versie 4.0’ is een belangrijk stuk van de puzzel.” Foto: Vincent Basler.

Met elkaar in gesprek

Op de cover van het Evolutiepad 4.0 staat de yellow brick road uit de Wizard van Oz.

Op de cover van het Evolutiepad 4.0 staat de yellow brick road uit de Wizard van Oz. ‘De sector heeft de antwoorden al in zichzelf.’ Beeld: COB.

“Op de voorpagina van het Evolutiepad naar uniformiteit heb ik gekozen voor een plaatje van de yellow brick road uit de Wizard of Oz. De figuren daarin zijn onderweg naar de tovenaar, maar ze hebben het antwoord al in zichzelf. Dat geldt ook voor onze sector. We hebben de antwoorden in onszelf, maar we moeten blijven lopen en elkaar vasthouden. Het gaat er voor ons niet om waar we uit komen, maar dat we onderweg zijn. Het hoeft geen uniforme NEN-norm te worden die in beton gegoten is. Daar zijn andere partijen voor. Voor ons als netwerkorganisatie is het belangrijk dat we met elkaar de dialoog aangaan. De tunnelsector is ook niet zo groot. Daar werken misschien 1.000 mensen in en die kennen elkaar. Die mensen komen elkaar ook binnen het COB in diverse werkgroepen tegen. Ook dat – wie werkt waar – is allemaal terug te vinden op onze site.”

Inmiddels heeft het COB op een Tunneldag in januari het tunnelprogramma van 2018 tot 2030 besproken. Daarbij is teruggeblikt op de eerste vijf jaar en wordt nu gekeken naar eventuele bijstelling van de prioriteiten voor de komende vijf jaar. De Haas wil daar nu nog niet op vooruit lopen, ook omdat dat nog moet worden vastgesteld door de 126 verschillende participanten. “Dan kan ik wel gehoord hebben dat iemand roept dat iets belangrijk is, maar is het dat dan ook de taak van het COB? Daar moeten we met elkaar uitkomen. Wel zien we dat we veel kleine puzzels hebben gelegd en dat we dat nu kunnen samenvoegen tot een groter geheel.”

Circulariteit

Een aandachtsveld voor komende jaren is in ieder geval ook duurzaamheid en circulariteit. “Dat zijn geen nieuwe thema’s. Daar waren we al mee bezig. Er is al een 1.0-versie van Maatregelencatalogus circulaire tunnels en versie 2.0 is voor dit jaar een speerpunt. We hanteren daarbij de 10R-ladder. Doel is dat alle installaties die in een tunnel gaan a priori circulair zijn. Als ze er weer uitgehaald worden, moeten ze herbruikbaar zijn. Wat nodig is, is ook dat er een MKI-score voor installaties komt, maar dat is ingewikkeld. Meestal hebben MKI-scores betrekking op één product, terwijl een installatie uit heel veel componenten bestaat. We zoeken daarvoor de samenwerking met diverse instituten, waaronder de Nationale Milieudatabase.”

“Ook een belangrijke ontwikkeling voor de komende jaren betreft digitalisering als hulpmiddel om beter en sneller te kunnen beslissen en werken. Werken met de digitale tunneltweeling is al business as usual in de realisatiefase van nieuwbouw en renovatie, maar kun je daar ook wat mee in de beheerfase? Kun je besluiten nemen op basis van de digitale tweeling, kun je daarop plannen en kun je daar de restlevensduur mee bepalen?”

“Mijn persoonlijke droom voor de toekomst is om te komen tot een ‘Hup Tunnel Hub’. Een soort oefencentrum als overtreffende trap van het COB. Een plek waar mensen samenkomen, leren, oefenen, spelen, fouten maken, et cetera, waar innovaties zichtbaar zijn en waar studenten en afstudeerders terecht kunnen”, besluit De Haas.