Duurzame gebiedsontwikkeling wordt meetbaar

Artikel delen

Met de lancering van de website nlgebiedslabel.nl biedt NL Greenlabel een online platform waar men alles kan vinden over duurzame gebiedsontwikkeling en het meetbaar maken van ambities middels concrete indicatoren. Het label maakt de mate van duurzaamheid inzichtelijk en biedt handvatten om een gebied verder te verduurzamen. Daarbij wordt niet één onderdeel van duurzaamheid beoordeeld, maar wordt er vooral gelet op de onderlinge samenhang. GWW Totaal ging aan tafel met Lodewijk Hoekstra en Nico Wissing, oprichters van NL Greenlabel: “We moeten echt eens anders leren kijken naar gebiedsontwikkeling.”

NIOO-KNAW in Wageningen.

“Eerst het landschap wegvagen, bouwen en dan decoreren met het budget dat nog over is. De waarde van groen wordt helaas onderschat”, opent Nico Wissing. “We moeten de piramide omdraaien: eerst moet gekeken worden naar de bestaande landschapswaarden. Vervolgens moet er een bouwplan komen dat die natuurwaarden zo min mogelijk aantast. Het gebouw is te gast in het landschap. Groen is natuur, geen decoratie.”
“Te duur? We moeten eens af van een aantal dogma’s”, verzucht groenvisionair Nico Wissing, die door zijn geheel eigen kijk op een duurzame buitenruimte, in het binnen- en buitenland met grote regelmaat wordt gevraagd voor adviezen, ontwerpen of lezingen. “Een duurzame buitenruimte heeft minder (of andere) verharding, vormgevingselementen en straatmeubilair. Die zijn een stuk duurder dan bomen, struiken, planten en gras. We moeten af van het netheidscomplex. In een duurzame buitenruimte heb je dan ook geen bladblazer nodig, het blad kan gewoon blijven liggen als organische stof voor de bodem. Nu ontwerpen we eerst een gebouw of een aantal woningen en gaan dan pas nadenken of er nog plaats is voor groen.”

Nico Wissing: “Het gebouw is te gast in het landschap. Groen is natuur, geen decoratie.”

Afbreken en nabouwen

“Bij nieuwbouw gaat vaak achteloos de schop de grond in, waarbij aardlagen en bodemleven worden verstoord en vermengd. Bestaande bomen, planten en hagen worden geruimd en waterlopen verplaatst of gedempt. De bodem wordt grotendeels verhard, er komt een beschoeiing langs waterpartijen en er verschijnt felle buitenverlichting. Het is afbreken en nabouwen”, zegt Wissing. Kortom: het cultuurhistorisch landschap wordt volledig verstoord. “Kijk eerst naar de bestaande natuur en hoe je die optimaal kunt integreren in je plan. In hoeverre kunnen we te gast komen in die natuur? Zijn er wellicht bomen, planten of hagen te behouden? Gaan we regenwater afkoppelen en in de bodem infiltreren? Hoe kunnen we het bodemleven zo min mogelijk verstoren? Is het nodig om alles te verharden of geeft extra groen misschien wel een grotere meerwaarde?”

Lodewijk Hoekstra: “Het NL Gebiedslabel richt zich vooral op het integraal maken van de opgave. Het gaat erom juist in de volle breedte duurzaamheid te beschouwen, anders lossen we het ene probleem op en creëren we het volgende.”

Klimaatadaptatie

“Bij een duurzame buitenruimte speelt klimaatadaptatie een belangrijke rol”, legt tv-tuinman en duurzame ondernemer Lodewijk Hoekstra uit, die te zien is in De Grote Tuinverbouwing op SBS6. “Het klimaat verandert. Denk aan de extreem droge en warme zomer van 2018 en de zware stortbuien die in de zomers daarvoor, voor veel wateroverlast zorgden.” Maar er zijn ook talrijke andere klimaateffecten, zoals bodemdaling en het stijgen van de zeewaterspiegel. Als we niets doen, kan de schade in onze steden volgens de recent verschenen Sweco-whitepaper ‘Naar een kosteneffectieve aanpak van klimaatadaptatie in Nederland’ tot 2050 oplopen tot zo’n 36 tot 62 miljard euro. Om dit te voorkomen werd in september 2014 de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie vastgesteld. Het doel van deze deltabeslissing is een klimaatbestendige en waterrobuuste ruimtelijke inrichting van Nederland in 2050.
Inzicht in de kwetsbaarheid voor weersextremen is de basis voor ruimtelijke adaptatie. Daarom hebben gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie afgesproken dat ze uiterlijk in 2019 samen met betrokkenen de kwetsbaarheden in hun gebied in kaart brengen met een stresstest. Er wordt gekeken naar de vier thema’s wateroverlast, droogte, hitte en de gevolgen van overstromingen. “Daaruit blijkt dat aandacht voor een duurzame buitenruimte niet meer vrijblijvend is. Als uit de stresstesten blijkt dat er kwetsbare gebieden zijn, dan moeten er maatregelen worden genomen”, zegt Hoekstra.

Een andere drijfveer voor aandacht voor de duurzaamheid van gebieden is de inwerkingtreding van de Omgevingswet, naar verwachting op 1 januari 2021. Op basis hiervan moeten overheden hun Omgevingsvisies gereed hebben. Een afspraak uit het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is dat de overheden daarin doelen en ambities voor ruimtelijke adaptatie vastleggen. De overheden kunnen hun doelen en ambities voor ruimtelijke adaptatie ook in andere plannen, programma’s en regels verankeren. Denk aan plannen voor groen, openbare ruimte, energietransitie, circulair bouwen en duurzaamheid, vitaal platteland en riolering en in de gemeentelijke verordeningen. Wissing: “Maar hoe beoordeel je dan de duurzaamheid van die buitenruimte? Dat kan met NL Gebiedslabel. We verwachten een sterk groeiende vraag naar instrumenten om de ruimtelijke duurzaamheid te toetsen. Je wilt immers toch de duurzaamheid kwantificeren. Dan kun je ook gericht prestatie-eisen stellen aan duurzaamheid en klimaatadaptatie en meetbare doelen stellen.”
Hoekstra vult aan: “Het NL Gebiedslabel richt zich vooral op het integraal maken van de opgave. Zo kan een zonnepark duurzame energie leveren, maar funest zijn voor het landschap en het bodemleven. Verder kan een wijk klimaat adaptief zijn, maar niet biodivers en leefbaar. Het gaat erom juist in de volle breedte duurzaamheid te beschouwen, anders lossen we het ene probleem op en creëren we het volgende.”

Render 02 (overall view)

Waardeontwikkeling

Een duurzaam gebied kan ook geld opleveren, volgens beide heren. “We zijn totaal ontkoppeld van de natuur. We moeten daarom van projectontwikkeling naar waardeontwikkeling. De waarde van vastgoed stijgt en de arbeidsprestatie van werknemers gaat omhoog in een prettige, groene werkomgeving. Geluid en hitte worden gereduceerd en de biodiversiteit neemt toe. In een groene woonomgeving functioneren mensen beter en kunnen kinderen zich zowel fysiek als mentaal beter ontwikkelen. Bij grootschalig aandacht voor groen in een dorp of stad word je ook aantrekkelijker als woonplaats of voor bedrijven om zich te vestigen. Verder is er minder wateroverlast, minder vandalisme en het wordt aantrekkelijker om korte afstanden te lopen of te fietsen, in plaats van de auto te pakken. Er zijn louter voordelen”, somt Lodewijk Hoekstra de voordelen op. “Sterker nog, als we op dezelfde voet doorgaan krijgen we straks een rekening die onbetaalbaar is. Wat dat betreft is het kwart over twaalf.”
Uit onderzoek blijkt zelfs dat patiënten in ziekenhuizen tot 30% minder pijnstillers gebruiken in een groenere omgeving. Ze verblijven gemiddeld ook één dag korter in het ziekenhuis bij uitzicht op groen. Wissing: “Een groene omgeving biedt zoveel voordelen. Die keuze moet niet eens ter discussie staan. Een gebouw kan niet zonder groen, anders is het een dood gebouw. Ik durf zelfs te beweren dat nieuwbouw in de weilanden kansen biedt om een gebied duurzamer te maken. Op het moment dat juist waardecreatie en een gezonde leefomgeving voor mens en natuur centraal staat, is de discussie van ‘binnen of buiten de lijntjes bouwen’ eigenlijk niet meer relevant. Zo kan bouwen in het buitengebied juist bijdragen aan landschappelijke en natuurlijke waarden als je dit natuur inclusief doet en zo de lokale economie versterkt. Op die manier maak je het platteland weer aantrekkelijker en wordt de druk op steden minder.”

NL Gebiedslabel

De nieuwe NL Gebiedslabel-methode brengt de duurzaamheidsambities voor een gebiedsontwikkeling op een vroeg moment in beeld, borgt ze tijdens het proces en maakt ze onafhankelijk meetbaar. “Dat betekent dus wel dat je vroegtijdig met alle partijen om tafel komt te zitten”, zegt Hoekstra. “Zo creëer je ook een gemeenschappelijke taal waarbij alle stakeholders worden geprikkeld om het beste beentje voor te zetten. We werken samen met diverse gemeenten, grote ontwikkelaars als Heijmans, AM Vastgoed en bijvoorbeeld ook Waterschappen. De beoordeling vindt onafhankelijk plaats door externe assessoren van onder andere Royal HaskoningDHV, TAUW en Stabilitas. Er wordt gekeken naar ontwerp, aanleg en onderhoud, producten en materialen, energie en klimaat, bodem en water, biodiversiteit, relatie mens & omgeving en borging. De resultaten worden zichtbaar in een duurzaamheidspaspoort met scores van A (hoogste) tot G (laagste).”
Klimaatadaptatie is, zoals al opgemerkt, een integraal onderdeel binnen de NL Gebiedslabel-methode. Een gebied wordt onder andere op basis van aanwezigheid van groen, type en kleur verharding, waterafvoer principes, omgang met water (kwaliteit/kwantiteit) en maatregelen tegen hoge temperaturen (hitte-eiland-effect, droogte bestrijding) beoordeeld. Wissing besluit: “De positie van tuin- en landschapsarchitecten en ecologen gaat hiermee veranderen. Ze worden al aan het begin van het proces ingeschakeld en brengen waardes mee. We moeten leren denken in ecologie, kwaliteit van leven en natuur, in plaats van stedenbouwkundige uitgangspunten.”


Hoe werkt het NL Gebiedslabel?

Bij het NL Gebiedslabel wordt de buitenruimte van een wijk, industriegebied, binnenstad, park of ander gebied, beoordeeld op zeven indicatoren:

  • Ontwerp, realisatie en beheer.
  • Producten en materialisatie.
  • Energie en klimaatbestendigheid.
  • Bodem en water.
  • Biodiversiteit en landschappelijke waarde.
  • Relatie mens en omgeving.
  • Borging en beleid.

Er zijn twee momenten om een buitenruimte te labelen: via een nulmeting (startsituatie) of via het toetsen van de eindsituatie. De resultaten komen in een duurzaamheidspaspoort met scores van A (hoogste) tot G (laagste). Je kunt voor de start een nulmeting gebruiken om de startsituatie in kaart te brengen. Op basis daarvan is helder welke stappen in het proces genomen moeten worden om te komen tot het hoogst haalbare: een NL Gebiedslabel A. Een andere weg is om alleen het eindresultaat te laten toetsen. In dat geval is het Gebiedslabel een toetsingskader.
Een Wetenschappelijke Raad van Advies komt regelmatig bijeen om het model te valideren en te verbeteren. De Raad wordt gevormd door gerenommeerde wetenschappers van VU medisch Centrum, Technische Universiteit Delft, Universiteit Twente en Wageningen Universiteit en Research.


Tekst: ing. Frank de Groot