Steeds meer bruggen aangeboden voor hergebruik

Artikel delen

Hergebruik van bruggen en onderdelen daarvan begint langzaam op gang te komen. “Er is niet alleen sprake van enkele koplopers, maar er zijn steeds meer overheden die belangstelling tonen”, constateert Barbara Kuipers, Coördinator hergebruik bij Rijkswaterstaat. De Rotterdamse Van Brienenoordbrug bijvoorbeeld zou in de toekomst zo maar op een andere plek kunnen liggen.

Tekst: Henk Wind

De in 2027 vrijkomende Keizersveerbruggen van de A27. Foto: Rijkswaterstaat.

De Nationale Bruggenbank is het instrument waarop overheden bruggen – en viaducten – kunnen aanbieden aan andere overheden. Dit past bij de ambitie van de overheid om in 2030 volledig klimaatneutraal en circulair te werken, en daarmee het gebruik van primaire grondstoffen en CO2-uitstoot te reduceren.
Het grootste aanbod op de Nationale Bruggenbank is nu nog van Rijkswaterstaat, maar dat komt vooral doordat die organisatie er al wat langer mee bezig was. Inmiddels staat de Nationale Bruggenbank, die vorig jaar van start ging, volop in de belangstelling, constateert Barbara Kuipers. “Er is zelfs belangstelling vanuit het buitenland. We worden gezien als koploper. Ook voor de bruggen is er belangstelling. Er lopen onderzoeken en verkenningen om aangeboden bruggen te hergebruiken. Concrete resultaten zijn er op dit moment echter nog niet.”

Meer tijd nodig

Dat er geen concrete resultaten zijn is eigenlijk ook logisch, want voor hergebruik van een brug is over het algemeen een lang traject nodig. Juist dat was ook de reden voor oprichting van de Nationale Bruggenbank. “Het is begonnen bij de Lekbrug bij Vianen. Die was al jaren afgesloten omdat die niet paste in de verbreding van de weg en stond op de nominatie om gesloopt te worden. De brug was constructief nog in goede staat. Tegelijk hadden we voor de Suurhoffbrug in de A15 een tijdelijke brug nodig. We hebben toen onderzocht of we daar de Lekbrug voor konden gebruiken. Transport leek complex, maar niet onmogelijk. De nieuwe locatie was echter nogal complex vanwege kabels en leidingen en de planning was krap. Ook wordt een brug die verplaatst wordt, gezien als een nieuwe brug die dus moet voldoen aan die ontwerpeisen met een levensduur van 100 jaar. We waren toen nog niet zo ver dat we daar betrouwbare voorspellingen over konden doen. Dat waren te veel risico’s voor een eerste keer.”

De Rotterdamse Van Brienenoordbrug vindt in de toekomst mogelijk elders een nieuwe plek. Foto: Rijkswaterstaat.

De conclusie was dan ook dat er voor hergebruik meer tijd nodig zou zijn. “Als je nu al weet wat er in de toekomst vrij komt, kun je daar op anticiperen. Daarom is het belangrijk om dit al in een vroege fase mee te nemen en de nodige onderzoeken te starten. Dan kun je ontwerpen op het hergebruik van een bepaalde brug, in plaats van die brug later nog in je ontwerp in te moeten passen. In de verkenningsfase kun je dan al kijken of de brug past, wat er voor nodig is om die te hergebruiken en hoe het zit met transport. Als je daar zicht op hebt kun je kijken naar de kosten en naar de milieu-impact en afwegen of dit een wenselijke oplossing is.”

Stappenplan

De Lekbrug werd inmiddels gesloopt omdat het niet verantwoord was om die nog langer op zijn plek te laten liggen. Bij Rijkswaterstaat begon circulariteit en hergebruik echter wel onderdeel van de mindset te worden. Daarom werd samen met de gemeenten Amsterdam en Rotterdam een traject gestart naar mogelijk hergebruik van de in 2027 vrijkomende Keizersveerbruggen van de A27. Hier werden ook andere partners en kennispartijen bij betrokken, waaronder Het Groene Brein, Witteveen + Bos en Mammoet. Het leverde veel belangstelling op voor de bruggen zelf en resulteerde ook in een handleiding respectievelijk stappenplan voor hergebruik van bruggen.
Belangrijk in dat stappenplan is bijvoorbeeld ook de normering. “Want hoe bepaal je de resterende levensduur van een brug? Dat is best lastig en hangt ook samen met de toekomstige belasting en verkeersintensiteit van een locatie. We werken nu aan de ontwikkeling van een toetsprotocol om vast te stellen of een hergebruikte brug voldoet aan de veiligheidsnormen. Voor liggers hebben we dit al doorlopen op basis van expert-judgement. De huidige normering aanpassen gaat niet zo maar; dat is een proces dat wel tien jaar kan duren. Wel komt er eind van dit jaar een wijziging in het Bouwbesluit waardoor er meer ruimte is voor het verplaatsen van constructies.” Een ander aandachtspunt is de conservering van staal. “Daar kunnen zware metalen zoals Chroom6 in zitten die je moet verwijderen.”

Hergebruik van betonnen liggers blijkt eenvoudiger dan hergebruik van een complete brug. Foto: Rijkswaterstaat.

Digitaal platform

Ondertussen had Barbara Kuipers met collega’s binnen Rijkswaterstaat een digitaal platform ontwikkeld als een soort marktplaats voor bruggen. Dat initiatief is in samenwerking met gemeenten Amsterdam en Rotterdam verbreed tot de Nationale Bruggenbank. “Die is ondergebracht bij de onafhankelijke Bruggenstichting. RoyalHaskoningDHV had ook al een bruggenbank, maar voor ons is dat lastig omdat dat concurrentievervalsing zou opleveren voor andere marktpartijen. Wij willen juist een onafhankelijke bruggenbank, voor en door overheden.” Het aanbod daarop is nu nog grotendeels van Rijkswaterstaat.
“Bij andere overheden moet dat nog groeien. Hergebruik vraagt een andere manier van kijken naar bruggen of onderdelen daarvan die vrijkomen. Daar zul je je organisatie op moeten inrichten. Nu is het nog zo dat de brug automatisch vervalt aan de aannemer, maar lang voordat een brug vrij komt zou je de bruggen aan moeten melden zodat er voldoende tijd is om hergebruik te onderzoeken. Maar zo kijken we vaak niet naar onze spullen. We willen daarom dit jaar ook meer overheden bereiken en informeren.”

Hergebruik liggers
De Nationale Bruggenbank bevat niet alleen bruggen, maar ook onderdelen van bruggen en viaducten. “We kwamen er bij het eerste circulaire viaduct bij Kampen achter dat het ontwerpen van een nieuw demontabel viaduct in die vorm toch suboptimaal was. Om het demontabel en daarmee circulair te maken was nogal wat extra materiaal nodig, onder andere voor de fundering. De mogelijkheden voor hergebruik elders waren daardoor beperkt. Als vervolg daarop hebben we een SBIR (Strategic Business Innovation Research) uitgeschreven voor circulaire viaducten. Daar kwamen zo’n 50 inzendingen op waarvan er uiteindelijk drie geselecteerd zijn om verder uit te werken en toe te passen in de praktijk. Eén daarvan gaat uit van nieuwe, duurzame en demontabele materialen; de twee andere gaan uit van hergebruik. Met name betonnen liggers van na 1974 blijken nog prima te voldoen en een resterende levensduur te hebben van veel meer dan 100 jaar. Op basis van de inzichten die we hier hebben opgedaan, gaan we daar dan ook volop op inzetten. Zo onderzoeken we nu de mogelijkheid om liggers te oogsten die vrijkomen bij de A9.”
Hergebruik van die liggers is in vergelijking met bruggen relatief gemakkelijk, maar de prijs van hergebruik is sterk afhankelijk van hoe de liggers gemonteerd zijn en hoe de opslag wordt geregeld. Liggers boven water zijn gemakkelijker te demonteren dan liggers boven een weg, alleen al vanwege bijvoorbeeld verkeershinder.

De Suurhoffbrug passeert de Van Brienenoordbrug. Foto: Eyecatchers, de filmmakers, i.o.v. Rijkswaterstaat.

Geleiderails

Waar Rijkswaterstaat inmiddels ook op inzet is hergebruik van geleiderails. “Daar zit naast staal nogal wat zink in. Beide materialen zijn momenteel schaars en duur. We hebben hier succesvolle pilots mee afgerond en het certificeringsproces doorlopen. En de businesscase is positief!”
Hergebruik van volledige bruggen – zeker de grotere – is een kwestie van iets langere adem. “Zo zit de vrijkomende Van Brienenoordbrug in een variantenstudie voor een nieuwe verbinding. Of de brug daarin daadwerkelijk kan worden hergebruikt is nog onzeker”, geeft Kuipers aan.

Kosten of milieukosten

Hergebruik van bruggen of onderdelen daarvan scoort hoog wat betreft milieuwinst, maar onder meer vanwege levensduur is het financiële model erachter met name bij gehele bruggen nog wel lastig. “Dan merk je al snel dat grondstoffen nu eigenlijk vaak nog te goedkoop zijn. De huidige prijsontwikkelingen – die op zich zorgelijk zijn – spelen daarin wel een stimulerende rol. Maar hoe de grondstofprijzen zich ook gaan ontwikkelen, we zouden wat mij betreft die milieukosten veel zwaarder mee moeten laten wegen in onze aanbestedingen. We hebben klimaatdoelstellingen om te halen, ook al in 2030, en als Rijkswaterstaat werken we daarom aan onze strategie voor hergebruik. Dat kan zelfs leiden tot andere businessmodellen. Daarin gaat het bijvoorbeeld om eigenaarschap van vrijkomende materialen en hoe we demontage, opslag en bewerking gaan organiseren. Eind van het jaar willen we duidelijk hebben welke rol we daarin voor onszelf zien, zodat de markt daarin oplossingen kan bieden”, zegt Kuipers. Ze besluit: “Rijkswaterstaat wil in ieder geval een stimulerende rol spelen richting andere overheden, door onze kennis in te brengen en hergebruik aandacht te blijven geven.”

Onderweg naar circulaire infrastructuur

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft samen met Rijkswaterstaat en ProRail de Strategie Klimaatneutrale en Circulaire Infrastructuurprojecten (KCI) opgesteld. Dit vanuit de ambitie om als grote opdrachtgever van infraprojecten in 2030 volledig klimaatneutraal en circulair te werken, met hoogwaardig hergebruik van alle materialen en halvering van het gebruik van primaire grondstoffen.

De diverse transitiepaden zijn: wegverharding, kunstwerken, kustlijnzorg & vaargeulonderhoud, bouwplaats & bouwlogistiek, bovenbouw spoor en energievoorziening spoor. Rijkswaterstaat en ProRail werken samen met verschillende externe partijen met wie zij de verduurzaming van kunstwerken kunnen realiseren.
Het transitiepad ‘Kunstwerken’ gaat over het duurzaam ontwerp, aanleg en onderhoud van bruggen, sluizen, spooronderdoorgangen, tunnels en wegmeubilair. Het zet in op adequaat onderhoud en levensduurverlenging van kunstwerken, hergebruik van kunstwerken of onderdelen daarvan, toekomstbestendig en circulair ontwerpen, en het gebruik van duurzaam geproduceerde materialen. Naar verwachting zullen levensduurverlenging en hergebruik op de korte en middellange termijn de grootste impact hebben.
Onder meer wordt ingezet op innovatief beton met een aantoonbaar lage CO2-uitstoot, maar ook hergebruik van betonnen liggers in nieuwe constructies. Bij de verduurzaming ten aanzien van staal wordt ingezet op maximale levensduur door middel van duurzame conservering, waarbij de impact van het conserveren wordt afgewogen tegen de baten van de levensduurverlenging.
Voor de lange termijn wordt gekeken naar alternatieven voor de materialen beton en staal, zoals bio-based materialen. De partijen doen dat door te leren van het gebruik bij niet-kritische infra (zoals wegmeubilair).